de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 12 juni 2006 (pagina 10)
Spaanse test voor festivalbezoekers
Holland Festival: Birtwistle, Kagel. Schönberg Ensemble, Raschèr Quartet e.a. Muziekgebouw
Amsterdam (10/6).
Sport en muziek hebben soms veel met elkaar te maken, als het gaat om teamgeest, wedijver en
uithoudingsvermogen. Dat gold zeker voor het Holland Festival-programma Neruda Madrigals, waarin
drie ensembles genoemde eigenschappen ruim aan de dag legden. Voor het publiek leverde het allereerst
muzikale denksport op, aangezien het HF het niet nodig vond ook maar één van de gezongen
teksten in het programma af te drukken.
Dat er een Spaanse spreker was ingehuurd om het door Harrison Birtwistle getoonzette gedicht Oda
al doble otoño van Pablo Neruda voor te dragen, droeg weinig bij aan de begrijpelijkheid. Voor
Les inventions d'Adolphe Sax, dat Mauricio Kagel speciaal voor het Nederlands Kamerkoor heeft
gecomponeerd, verzon het HF een nog handiger oplossing: de tekst staat 'op de website'. Helaas is die
website nog labyrintischer dan het oeuvre van beide componisten. Het doorzettingsvermogen van het publiek
wordt zo wel heel zwaar op de proef gesteld, na een concert van drie uur.
Overigens bleek Les Inventions zo vermakelijk dat een deel van de lading ook zonder tekstboek
overeind bleef. Kagel, encyclopedist onder de toondichters, heeft voor dit werk onder andere geput uit de
octrooiaanvraag betreffende een nieuw instrument die de uitvinder Adolphe Sax in 1846 indiende. Uiteraard
krijgt het koor klinkend commentaar van saxofonisten, in dit geval de vier van het Raschèr Kwartet.
Ze riepen vleugjes verleden op met Frans geaccentueerde pendelbasjes. Kagels fantasie is even
ongebreideld als zijn roofzucht, maar de theatrale aspecten, zoals een gefluisterd bravo, bravissimo
en diverse vocale klanknabootsingen, missen hun effect niet.
De Brit Harrison Birtwistle, een van de hoofdpersonen van het Festival, is niet zo'n grappenmaker als
Kagel, en ook niet zo onderhoudend. Zijn Orpheus Elegies, waarmee het concert opende, is zelfs
tandtergend, met zijn lengte van vijftig minuten waarin een hobo, een harp en een countertenor zich
uitputten in een steeds betekenislozer aaneenschakeling van muzikale miniatuurtjes.
Veel indringender, 34 jaar ouder, en de helft korter is Nenia: the Death of Orpheus uit 1970,
waarin de jonge Birtwistle zich niet alleen een muzikaal dramaticus, maar ook een geniaal klankuitvinder
betoont. De sopraan Claire Booth leverde fascinerend Sprechgesang, gemarkeerd door laag knorrende
basklarinetten, fel klingelende crotalen en getokkelde pianosnaren.
In de bezetting van Birtwistles nieuwe Neruda Madrigals klinken echo's van die stukken door.
Naast klarinetten gebruikt hij vier fluiten, en in plaats van een piano een cymbalom. Aanvankelijk worden
de bijzondere kwaliteiten van dat ensemble overschaduwd door een in diffuse harmonieën
voortschuifelend koor, maar geleidelijk maken zich melodieën en accenten los, en krijgt de muziek
het karakter van een wedloop, waarbij het koor ook nog horden neemt door razendsnel blaadjes om te slaan.
Schelle klarinetten, bijtend aangeslagen cymbalomsnaren en gebeuk op een kist fungeren als draadnagels
in het dichtgetimmerde netwerk.
Ook hier is Birtwistle lang van stof, maar dankzij de energie die het Kamerkoor, het Schönberg
Ensemble en dirigent Reinbert de Leeuw toevoegden bleef het van omschrijving verstoken cryptogram toch
spannend.
© Frits van der Waa 2006