de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 14 juni 2006 (pagina 16)
Haitink geeft Sjostakovitsj tollende finale
Mozart en Sjostakovitsj, door de Wiener Philharmoniker o.l.v. Bernard Haitink. 12 juni, Concertgebouw, Amsterdam.
Op de drempel van een nieuwe tijd componeerde Dmitri Sjostakovitsj in 1953 zijn Tiende Symfonie.
Stalin was in maart van dat jaar gestorven, en dat moet een enorme bevrijding zijn geweest. Die klinkt
door in de laatste twee delen, waar de componist talloze malen het motief D-S-C-H, ofwel de voorletter en
eerste drie letters van zijn eigen achternaam, in noten heeft neergeschreven.
Wat de betekenis van de Tiende ook mag zijn daar zijn de geleerden het nog altijd niet over
eens , Sjostakovitsj heeft er in elk geval geen twijfel over laten bestaan dat hijzelf de touwtjes in
handen had in zijn muziek. Ik! Ik! klinkt het voortdurend.
De nieuwe tijd is alweer lang voorbij, en Sjostakovitsj is oud genoeg om samen met zijn 150 jaar
eerder geboren collega Wolfgang Amadeus Mozart te worden bijgezet in de muzikale graftombe die de Wiener
Philharmoniker met zich meetorsen langs een viertal Europese hoofdsteden. Maandag pootten het gezelschap
en zijn gasterende dirigent Bernard Haitink deze dubbele grafsteen neer op het podium van het
Concertgebouw.
De manier waarop de Weners Mozarts Symfonie nr.32 te lijf gingen, deed denken aan de
vastberadenheid waarmee chauffeurs van terreinwagens zich door de Amsterdamse binnenstad plegen te
begeven. Het Fluitconcert klonk gemoedelijker, dankzij de beurtelings delicate en uit de kluiten
gewassen toon van solist Wolfgang Schulz.
De vertolking van Sjostakovitsj' Tiende was aanmerkelijk substantiëler, en stond bovendien
in fel contrast met het feest- en fuifprogramma dat het Concertgebouworkest vorige week nog aan de
componist wijdde. In het openingsdeel toonde Haitink veel aandacht voor de Mahleriaanse aspecten van de
muziek, zoals naakte, jankende octaven en een verontrustende verbrokkeling. Dat laatste aspect kreeg in
het daaropvolgende ultrakorte Allegro verzenuwde, zelfs paranoïde trekjes.
Het derde deel bevat behalve Sjostakovitsj' eigen handtekening ook een vijftonig hoornmotief, dat
gebaseerd is op de naam van Elmira Nazirova, een leerlinge waarvan Sjostakovitsj erg gecharmeerd was.
Anders dan je van een gezelschap met de reputatie van de Wiener Philharmoniker mag verwachten, kwamen de
hoornisten er niet zonder kleerscheuren doorheen. Fascinerend was de muzikale afbouw die Haitink hier
realiseerde, een aspect dat hij nog beter beheerst dan het doseren van climaxen. Daar schortte het
trouwens evenmin aan: de uitzinnige, schoksgewijs om diverse assen tollende finale kreeg aldus een
dwingende doorgaande lijn, waarmee ook de voorgaande delen op grootse wijze op hun plaats vielen.
© Frits van der Waa 2006