de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 22 juni 2006 (pagina K18)
Niet zo stekelig als Schönberg
Wolpe in Jerusalem 1934-1938. WDR Sinfonieorchester Köln o.l.v.
Johannes Kalitzke en ensemble recherche o.l.v. Werner Herbers. Mode.
Onder de componisten die niet in één hokje zijn te passen, neemt Stefan
Wolpe (1902-1972) een vooraanstaande plaats in. Zoals veel joodse
componisten van zijn generatie kwam hij uiteindelijk in Amerika terecht,
maar eerst verbleef hij een aantal jaren in Palestina, waar hij zijn
steentje bijdroeg aan het Jeruzalemse muziekleven. Wolpe was geen
zionist, maar wel een overtuigd antifascist. Als het zo uitkwam,
componeerde hij ook strijdliederen in de trant van Hanns Eisler, maar
zijn interesse in nieuwe muzikale ontdekkingen en technieken dreven hem
al vroeg in de richting van de twaalftoonsmuziek. Die beoefende hij
overigens niet volgens de door Schönberg vastgelegde regels: het
twaalftoonsskelet is in zijn muziek allereerst een melodisch richtsnoer.
Wolpes veelzijdigheid komt goed tot uiting op de cd die het WDR
Sinfonieorchester en het ensemble recherche aan de werken uit zijn
Palestijnse jaren hebben gewijd. Hoewel een flink deel van Wolpes
oeuvre inmiddels op de plaat verschenen is, bevat dit schijfje toch
nog drie nooit eerder opgenomen stukken. Daaronder ook het Konzert
für neun Instrumente, dat in feite incompleet is, omdat van de negen
partijen er maar acht bewaard zijn gebleven, plus wat sporadische
noten van het negende instrument, de viool. Toch klinkt de muziek
bepaald niet onvolledig. Het ensemble recherche, dat het stuk in
2000 ten doop hield, staat hier onder leiding van Werner Herbers,
voormalig hoboïst van het Concertgebouworkest en leider van het
Ebony Ensemble.
Wolpes muziek viel niet zo best in Palestina, wat voor hem
uiteindelijk aanleiding was om zijn heil in de USA te zoeken.
Zijn Passacaglia, het enige orkestwerk dat hij in die periode schreef,
stuitte zelfs op verzet van de musici, wat vanuit hedendaags
perspectief nauwelijks te begrijpen is. Het idioom van het stuk
is weliswaar modern te noemen, maar de structuur is glashelder en
de klank is bij lange na niet zo stekelig als die van Schönbergs muziek.
In de toneelmuziek voor Molières Le Malade Imaginaire begeeft
Wolpe zich op het neoklassieke terrein van Stravinsky, maar doet ook
dat met grote behendigheid. Boeiend zijn de bij elkaar horende Drei
kleinere Kanons en de Suite im Hexachord: louter tweestemmige muziek
met een allengs grilliger wordende melodiek.
Douwe Eisenga: Rose Road - City Lines. Gerard Bouwhuis, Francis B. Quartet e.a. Zefir.
Volgens het stickertje op de cd is de muziek van de in Zeeland
gevestigde componist Douwe Eisenga een kruising tussen Simeon
Ten Holt (Canto Ostinato) en Yann Tiersen (Amélie), maar het
dna van Eisenga's werk toont meer overeenkomsten met de oppeppende
motoriek van Aaron Copland en de zachtmoedige minimalia van de
Vlaming Wim Mertens. Philip Glass is ook familie, maar Eisenga's
Pianoconcert, met zijn buitelende nootjes en zijn flemende
klarinetten, heeft een speelse inventiviteit die de invuloefeningen
an Glass meestal ontberen. De uitvoeringen zijn uitmuntend,
al is niet vermeld hoe pianist Gerard Bouwhuis in zijn eentje
de vier pianopartijen van City Lines bij elkaar heeft gespeeld.
Het thema kan bekend voorkomen, want het werkje is in weerwil van
de titel gebaseerd op Ain boer wol noar zien noaber tou.
A New Sound: Alvin Curran en Harry de Wit. Kees Wieringa, piano. Do Records.
Alvin Curran behoort nog tot de hardliners uit de jaren zestig,
en zijn pianowerk For Cornelius is dan ook van een monumentale
minimaliteit: een innerlijk bewogen klankveld van 40 minuten,
omlijst door een krakkemikkig walsje en een koraal. Je moet er
van houden. Kees Wieringa brengt het met manmoedige inzet en
concentratie, maar de binnenskamers klinkende registratie is
waarschijnlijk lang niet zo spannend als een live-uitvoering.
De garnering van Harry de Wit, Sleepers, is niet uit het juiste hout gesneden.
© Frits van der Waa 2006