de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 24 juli 2006 (pagina 14)
Brahms en Schumann marathon voor ogen en oren op steeltjes
Robeco-zomerconcerten: Orlando Festival 25 jaar. 22 en 23 juli, Concertgebouw, Amsterdam.
'Ongelimiteerd genieten', juichte de folder van de Robeco-zomerconcerten over het afgelopen
concertweekeinde. Dat was geen woord te veel gezegd. Toegegeven: het programma, waarmee zowel
het 25-jarig bestaan van het Orlando Festival als de 150ste sterfdag van Robert Schumann luister
werd bijgezet, vermeldde ruimhartige pauzes. Maar omdat Orlando-grondlegger Stefan Metz bij het
indelen van de concerten kennelijk geen rekening had gehouden met de tijd die changementen en
applaus kosten, boden de tussenstops amper de gelegenheid voor het gebruiken van een verversing.
Bovendien was Metz' keus nogal uniform. Dat er bij deze marathon veel Schumann zou klinken,
sprak vanzelf, maar op de eerste dag kreeg het werk van Brahms minstens evenveel aandacht. Weliswaar
delen de beide componisten een evident gebrek aan humor en een eloquent muzikaal driftleven, maar
Brahms ontbeert ten enenmale de deugd van de bondigheid die genoemde eigenschappen bij Schumann
nog binnen de perken houdt.
Blootgesteld aan dit alles zal zelfs de muziekliefhebber met een ongelimiteerde belangstelling
na twee dagen het gevoel hebben gekregen dat ogen en oren op steeltjes kwamen te staan.
Intussen is het doel dat Metz zich gesteld heeft het verbreiden van de kamermuziek, van
amateur tot professional alleen maar lovenswaardig. Alle musici beginnen immers met spelen
in kleine clubjes. En op een meer gevorderd niveau is kamermuziek de hoogste vorm van muzikale
communicatie, zowel tussen vertolkers en publiek als tussen de spelers onderling.
Daarvan leverden Metz' gasten eigenlijk zonder mankeren het bewijs, allereerst met de drie
strijkkwartetten die Schumann in 1842 componeerde. De ensembles legden grote verschillen
in karakter aan de dag: het Franse Ebène Kwartet valt op door verfijnde samenklanken en
zijn efficiënte techniek, het Roemeense Ad Libitum Kwartet door vurig spel met een flegmatische
presentatie, en het Tsjechische Bennewitz Kwartet door intensiteit met een ruig randje.
Naast strijkers kwamen er ook blazers aan bod, allereerst in de drie stukken waarmee
Schumann de hoorn, de klarinet en de hobo bedacht heeft. Vooral Lars Wouters van den
Oudenweyer leverde een gloedvolle vertolking van de Phantasiestücke. De blazers waren ook
degenen die de luchtige noten mochten leveren, in de gedaanten van Rossini's Andante e tema con
variazioni en Jean Françaix' Blaaskwintet. In dit overladen menu vol calorierijke
kost waren het broodnodige versnaperingen.
© Frits van der Waa 2006