de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 21 september 2006 (pagina 15)
Halve Diepenbrock met toewijding uitgevoerd
Diepenbrock, Bruch en Beethoven, door het Residentie Orkest o.l.v. Neeme Järvi. 19 september,
Dr. Anton Philipszaal, Den Haag. Herhaling: 22/9.
Er zit bepaald beweging in de dirigentenmode. Het traditionele rokkostuum met pandjesjas
is op zijn retour. Bij specialisten in oud en eigentijds repertoire overheerst een voorkeur
voor ruimvallende kielen. De stokvoerders in het traditionelere repertoire zien meer in tot
op kniehoogte vallende geklede jassen. Zo ook Neeme Järvi, de Estlander die zijn tweede
seizoen ingaat als chef-dirigent bij het Residentie Orkest. Met zijn lange jas, die aan een
soutane doet denken, heeft hij wel wat van een priester.
De eredienst die hij dinsdag opdroeg bij het jaarlijkse Prinsjesdagconcert, en die vrijdag
herhaald wordt, was bovendien de inlossing van een gelofte. Bij zijn aantreden heeft hij
namelijk beloofd aandacht te besteden aan het Nederlandse repertoire. Met muziek van Alphons
Diepenbrock liet hij bij deze gelegenheid horen dat niet vergeten te zijn.
Het is wel jammer dat het daarbij ook blijft. Het Residentie Orkest heeft vorige week bij de
Dag in de Branding zijn complete portie eigentijdse vaderlandse duiten al in het zakje
gedaan. Later in het seizoen volgen nog een ouverture van Johan Wagenaar en Johan de Meijs
hitcompositie The Lord of the Rings. Järvi houdt, net als bij dit concert, de blik vooral
gericht op Centraal- en Oost-Europa.
Diepenbrocks werk sluit daar helemaal niet slecht op aan, al schemert in de uit 1910
stammende toneelmuziek voor Marsyas al een toenemende sympathie voor de Franse componeertrant
door. Door slechts drie van de vijf delen uit te voeren, brengt Järvi eigenlijk maar het
halve werk tot klinken, maar dat doet hij wel met veel toewijding. Tegenover de voor Diepenbrock
ongewoon vrolijke nimfendansen zet hij bezonken nachtmuziek en een fraai slotkoraal als ode
aan Apollo.
Minder beteugeld gaat het eraan toe in Bruchs Vioolconcert, waarin Järvi het orkest in
de tussenspelen nogal onbekommerd over het aandeel van soliste Karen Gomyo heen laat
walsen. Gomyo (1982) is zo'n beetje de Canadese Janine Jansen: een dame met veel pit,
vliegensvlugge vingers en een slanke toon, die overigens niet zo veel gloed en warmte
uitstraalt als die van haar Nederlandse collega.
Zowel in Bruch als in Beethovens Vijfde Symfonie diept de eerwaarde Järvi de windstille
passages uit tot in het extreme, wat natuurlijk de terugkeer van het robuuste massa-offensief
een des te lijfelijker uitwerking verleent. Het is het belangrijkste persoonlijk accent in een
uitvoering die het verder vooral moet hebben van degelijkheid en soliditeit.
© Frits van der Waa 2006