de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 29 september 2006 (pagina 15)
Speciale eendracht bij jonge kwartetten
Haydn, Brahms en Schumann, door het Ragazze Kwartet, EnAccord Kwartet en Rubens Kwartet. 27 september, Concertgebouw, Amsterdam.
Jong zijn ze, door de bank genomen midden twintig, ze spelen alsof alleen het firmament hoog
genoeg is, en ze komen allemaal uit de strijkkwartettensnelkookpan van Stefan Metz.
Sinds vijf jaar, toen de voormalige cellist van het Orlando Kwartet de Nederlandse StrijkKwartet
Academie oprichtte, hebben zich een stuk of tien nieuwe gezelschappen aangediend die dankzij deze
post-conservatoriale opleiding allemaal in betrekkelijk korte tijd een niveau hebben bereikt waar
andere ensembles soms wel tien jaar voor moeten samenspelen. De enige vraag is of al die veelbelovende
kwartetten elkaar niet uit de markt gaan drukken. Want zo groot is die niet en bij de
internationale top ligt het spelpeil toch nog een streepje hoger.
Woensdag gaven drie van zulke viertallen acte de présence in de concertreeks van de
Stichting Kamermuziek Amsterdam. Het programma krijgt vanavond een vervolg met werken van Haydn,
Janácek en Mendelssohn, voor wiens Octet het EnAccord Kwartet en het Rubens Kwartet de handen
ineenslaan. Dat zal best lukken, want de twee ensembles bleken bij het eerste concert aan elkaar
gewaagd.
Het Ragazze Kwartet, dat met Haydns Opus 77, nr.1 de opening verzorgde, behoort in dit veld
nog tot de junioren. Het gezelschap, dat zoals de naam aangeeft geheel uit 'meisjes' bestaat, levert
geestrijk spel en heeft Haydns idioom voortreffelijk in de vingers, maar laat hier en daar nog
minieme oneffenheden en gruisjes passeren.
Het Eerste Kwartet van Brahms krijgt onder handen van het EnAccord Kwartet juist een warme,
volle klank met veel tussentinten. In het slotdeel is soms even te horen dat Brahms hier tornt aan
de beperkingen van wat er op zestien snaren mogelijk is.
Met hun intense lezing van Schumanns Derde Strijkkwartet laten de spelers van het Rubens
Kwartet horen dat ze niet bang zijn om langs de grens van wat nog mooi is te scheren. Hun
interpretatie getuigt bovenal van visie op de vorm, op het verhaal van de muziek. Maar net als
bij de overige twee kwartetten springt direct die speciale eendracht in het oor, waarbij het
behalve om goed luisteren vooral draait om het kneden van de klank.
© Frits van der Waa 2006