de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 9 oktober 2006 (pagina 11)
Drieluik De Leeuw wordt bloemrijk uitgevoerd
Ton de Leeuw: Trilogie, door Nieuw Ensemble en Cappella Amsterdam o.l.v. Ed Spanjaard.
5 oktober, Muziekgebouw, Amsterdam.
Werk van De Leeuw, Padding, Jeths, Raxach en Wagemans door het Radio Filharmonisch Orkest en
het Nationaal Jeugdkoor o.l.v. Micha Hamel. 6 oktober, Muziekcentrum Vredenburg, Utrecht.
Componist Ton de Leeuw gold tijdens zijn leven als een van de wijze mannen van de Nederlandse
muziek. Een bedachtzame man die boven de partijen stond en wiens artistieke visie tot ver buiten
de landsgrenzen reikte.
Hoewel De Leeuw als een van de meest vooraanstaande naoorlogse vaderlandse componisten wordt
beschouwd, is zijn werk niet dikwijls te horen, ook niet ter gelegenheid van zijn tiende
sterfjaar. Belangrijke uitzondering was het Ton de Leeuw Weekend in Utrecht, de afgelopen dagen. Het
Concertgebouw volgt in december met twee uitvoeringen van het korte orkeststuk Nritta.
Het Nieuw Ensemble en Cappella Amsterdam hadden in de herdenking een belangrijk aandeel, met een
reeks uitvoeringen van de avondvullende trilogie die De Leeuw in de jaren 1981-'83 componeerde. Het
eerste onderdeel, Car nos vignes sont en fleur, een werk voor twaalf solostemmen, wordt nog
betrekkelijk veel uitgevoerd. Voor de delen And they shall reign forever en Invocations
zijn niet alleen instrumentalisten nodig, maar ook een mezzosopraan van meer dan gemiddeld formaat.
Daarom zijn die niet zo vaak te horen.
Eén factor is in De Leeuws werk altijd aanwezig: een streven naar eenheid tussen uitersten.
Tussen Oost en West, stilstand en beweging, heden en verleden. Elk van de drie delen ontvouwt zich
geleidelijk, om ten slotte in volle weelde uit te botten. De muziek is grondtonig, maar houdt zich
niet strikt aan een toonladder, eerder aan een vooraf gecomponeerd melodisch raamwerk.
Onder Ed Spanjaard beleefde het drieluik een bloemrijke uitvoering, waarin de geraffineerde
klankmengsels, het weefwerk van contrasten en de lading van de bijbelse teksten scherp naar
voren kwamen. Alleen de met een kwarttoon verhoogde intervallen die De Leeuw voorschrijft, kwamen
bij Cappella Amsterdam niet erg uit de verf. De bijdrage van mezzo Margriet van Reisen kenmerkte
zich door een wat droefgeestig vibrato.
Waar De Leeuws late werk al vooruitblikt naar de huidige hang tot cross-over is Haiku II,
dat vrijdag klonk in Utrecht, typisch een product van de jaren zestig. Percussieklanken, een ruimtelijke
opstelling en een rondwandelende sopraan verhulden niet dat de componist ook in dit idioom met grote
economie te werk ging. De vier overige Nederlandse stukken hadden zo weinig raakvlakken met De Leeuws
werk dat het programma van het Radio Filharmonisch Orkest aandeed als een greep uit een grabbelton.
© Frits van der Waa 2006