de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 24 oktober 2006 (pagina 17)
Eddy Habbema laat operette als vanouds wervelen
La Vie Parisienne, van Jacques Offenbach, door het Nederlands Operette Theater o.l.v. Eddy Habbema en
Robert Jan Kamer. 22 oktober, Schouwburg Het Park, Hoorn. Tournee.
De operette is er weer en hoe. Sinds in 2000 de Hoofdstad Operette werd wegbezuinigd is de
operette in Nederland lang een zaak geweest van amateurgezelschappen en incidentele initiatieven. Toch
is het genre niet te stuiten. In Oss gaat begin november Joop Stokkermans' Villa Johanna, de eerste
Nederlandstalige operette, in première. Kort daarna brengt Opera Zuid tien opvoeringen van Die
lustige Witwe. Maar de echte wederopstanding was zondag in Hoorn. Daar speelde het Nederlands
Operette Theater Offenbachs La Vie Parisienne, als eerste voorstelling in een reeks van meer dan
zestig.
De bedoeling van het gezelschap is de operette te ontdoen van oubolligheden en met hedendaagse techniek
een toenadering met de musical tot stand te brengen. Dat is onder leiding van regisseur Eddy Habbema
goeddeels gelukt, mede dankzij het schrappen van de allermoeilijkste noten. De balans is mooi, van de
laagste spreekstemmen tot en met de schrilste piccolo's, een geliefd stijlmiddel waarmee Offenbach zijn
melodieën in de hersenpan spijkert.
Minstens zo aanstekelijk is de Nederlandse bewerking van Seth Gaaikema, die de oorspronkelijk Franse
tekst op briljante wijze opnieuw berijmd heeft, met inbegrip van verwijzingen naar boerka's en
allochtonen al valt het tegen dat zelfs deze taalkunstenaar blijkbaar niet meer weet waar de
klemtoon in het woord 'orgie' hoort te liggen.
Het komt wel tot handtastelijkheden, want daar is het de hoofdpersonen van La Vie Parisienne de
mannelijke althans voornamelijk om begonnen. De flierefluiters Gardefeu en Bobinet gaan geen
verkleedpartij uit de weg om een Zweedse barones aan de haak te slaan, wat natuurlijk niet lukt.
De champagne vloeit rijkelijk, en dankzij Offenbachs onstuitbare muziek word je als toeschouwer snel
meegesleept in de dronkenschap. De decors van Paul Gallis zijn stijlvol, en de talrijke zangers zijn
even enthousiast als vakkundig. Maaike Widdershoven is in alle opzichten onweerstaanbaar als het
naaistertje Gabrielle, Peter Bording charmeert als Gardefeu, en Ernst Daniël Smid is als de Baron
even goedmoedig als op tv. De typische musical-stem van Antje Monteiro detoneert een beetje met
Offenbachs muziek, maar haar glamour maakt veel goed.
Tussen de muzikale bedrijven door komt toch wat mottenballenlucht naar boven, vooral wanneer Habbema
de acteurs Trudy Labij en Dick Cohen ongegeneerd laat schmieren. Maar dat andere cliché, de
wervelende cancan, is onverslijtbaar, en alles tolt dan ook als vanouds wanneer aan het slot
de beentjes van de vloer komen.
© Frits van der Waa 2006