de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 30 oktober 2006 (pagina 11)
Cello kan brommen en gonzen, maar ook kwelen en zuchten
Amsterdamse Cello Biënnale. 28 en 29 oktober, Muziekgebouw, Amsterdam. Tot en met 4/11.
Opeens blijkt de cello de knuffelbeer onder de instrumenten, althans als je afgaat op de enorme toeloop
tijdens het openingsweekeind van de Eerste Amsterdamse Cello Biënnale. Zelfs tijdens de eerste
ronde van het bijbehorende Nationale Cello Concours zitten er honderden toehoorders in de zaal.
En ze zijn niet voor niks gekomen, want de negen kandidaten die hier de strijkstok met elkaar kruisen,
laten uitmuntend tot verbluffend spel horen. Dat is goed te vergelijken, omdat ze allemaal dezelfde
vier stukken moeten spelen. Daaronder ook de Five pieces for cello solo die Theo Verbey speciaal
voor dit concours heeft gecomponeerd, een even spannend als veeleisend panopticum van technieken, waarin
toch de virtuositeit steeds dienstbaar is aan de inhoud.
Zes van de kandidaten zijn intussen door naar de tweede ronde, die morgen wordt gehouden. Voor drie van
hen is komende vrijdag een plaats weggelegd in het finaleconcert.
In de hal van het Muziekgebouw wemelt het van de cello's. In koffers, op ruggen van soms heel kleine
meisjes, of op statieven. Aan een werkbank in een hoek, omringd door krullen, wordt gebeiteld en
gekerfd in stukken hout die nog cello moeten worden. Er is zelfs een geheel in gehaakte wol verpakt
exemplaar, alsmede een collectie glassculpturen met cellomotieven. Maar er is ook serieuzere kost:
zo wordt hier het standaardwerk A Cellist's Companion ten doop gehouden, een compendium van meer
dan veertigduizend cellowerken.
Het concours mag beperkt zijn tot deelnemers van Nederlandse bodem, het omringende cellofestival heeft
zonder meer een internationale allure. Zes cellisten, waaronder Jean-Guihen Queyras, Colin Carr en
Pieter Wispelwey, verzorgen 's ochtends vroeg een ontbijtconcert onder de titel Bach & Breakfast.
Anner Bijlsma, de nestor van dit gezelschap, die wegens een weigerachtige linkerpink eigenlijk niet meer
optreedt, speelt het zondagochtend zelfs klaar om Bachs Eerste Suite met een vinger minder te
spelen. Andere gasten zijn Natalia Gutman, Dmitri Ferschtman, Thomas Demenga en het improviserende
celloheethoofd Ernst Reijseger.
De cello kan knorren, brommen en gonzen, maar is minstens zo goed in smachtend kwelen en smartelijk
zuchten. Beide kwaliteiten komen ruimschoots aan bod in de muziek die Cello Octet Conjunto
Ibérico ten gehore brengt tijdens het openingsconcert. Met de zangeressen Elena Gragera en Laura
Alonso demonstreert het gezelschap dat het een zinderende Spaanse orkestgloed in huis heeft, die in de
afsluitende Fandango van Cristóbal Halffter zelfs een opzwepend gehalte krijgt.
Solist Ralph Kirshbaum flankeert een nieuw werk van David Matthews, Journeying Songs, met de
Solosonate van Hindemith, wat uitpakt in het voordeel van de laatste. Net als zijn optreden met
het Nederlands Jeugd Strijk Orkest is het tekenend voor de boeiende mix van klassiek en avontuurlijker
repertoire die tijdens de Cello Biënnale te horen is.
© Frits van der Waa 2006