de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 18 december 2006 (pagina 10)
Alleen harpiste blijft boven water bij reddingspoging Moses
Moses van Bruch, door het Radio Filharmonisch Orkest en Groot Omroepkoor o.l.v. Claus Peter Flor. 15
december, Muziekcentrum Vredenburg, Utrecht.
Niks biezen mandje, niks kikkers en sprinkhanen, en niks doortocht door de Schelfzee. Alles wat de
bijbelse tekenfilm The Prince of Egypt zo aantrekkelijk maakt, heeft Max Bruch naar de prullenbak
verwezen, toen hij in 1894 zijn oratorium Moses componeerde.
In plaats daarvan concentreerde Bruch zich op de tweede helft van het boek Exodus. De aanbidding van het
Gouden Kalf en de ontdekking van het Beloofde Land zijn de ankerpunten in een oratorium dat het vooral
van zijn luidruchtigheid blijkt te moeten hebben.
Zoals de meeste werken van Max Bruch is Moses nogal in vergetelheid geraakt, maar de TROS waagde
in de serie Vrijdag van Vredenburg een poging het werk daaraan te ontrukken. Onder aanvoering van de
Claus Peter Flor deden het Radio Filharmonisch Orkest en het Groot Omroepkoor de zaal sidderen op zijn
grondvesten.
Je zou niet zeggen dat dit oratorium uit dezelfde pen is gevloeid als Bruchs even fijnzinnige als
populaire Vioolconcert. Bruchs Moses is degelijk, maar langdradig, eenzijdig en van een
tandtergende massiviteit. Het Groot Omroepkoor deed vooral de derde lettergreep van zijn naam veel eer
aan. Het hout verdronk totaal. Alleen de harpiste van het RFO spon garen bij de herontdekkingsoperatie, als goed hoorbare begeleidster van de Engel Gods (wat fladderend, maar overtuigend gezongen door Claudia Barainsky).
Naast de welbespraakte bas Moses (Eric Owens) maakte Aäron (Thomas Studebaker) minder indruk, net
als in de bijbel.
Hoe prijzenswaardig het ook is om veronachtzaamde stukken als Moses tegen het licht te houden, bij
componisten van Bruchs statuur is de scheiding tussen eerste en tweede garnituur doorgaans in het
verleden al doeltreffend tot stand gebracht.
© Frits van der Waa 2006