Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 17 januari 2007 (pagina 15)

Montere start juichjaar Buxtehude

Buxtehude en Bach , door het Amsterdam Baroque Orchestra & Choir o.l.v. Ton Koopman. 15 januari, Concertgebouw, Amsterdam.

Als je bedenkt dat het om de herdenking van een sterfjaar gaat, is de greep aan juichende fanfares en Alleluja's die Ton Koopman heeft gedaan uit het werk van Dieterich Buxtehude wel bijzonder vreugdevol. Buxtehude, die overleed in 1707, geldt als een van de belangrijkste componisten door wie Bach zich liet inspireren. Om hem aan het werk te zien, wandelde de jonge Johan Sebastian in 1705 vanuit Arnstadt naar Buxtehudes standplaats Lübeck.

Koopman prijkte maandag op het podium van het Concertgebouw, omringd door zijn Amsterdam Baroque Orchestra & Choir. Na het cantatewerk van Bach is nu dat van Buxtehude aan de beurt voor een integrale uitvoering en plaatopname. Dat er net een jubeljaar aankwam, is mooi meegenomen. Met het nu gespeelde programma trekken Koopman en de zijnen deze week naar Lübeck, om daar de herdenking grootscheeps in te luiden.

De plannen om de basis van het orkest naar Frankrijk te verleggen, wegens het benepen Nederlandse cultuurbeleid, zijn nog even opgeschort: of het voornemen alsnog zijn beslag zal krijgen, hangt af van de komende Cultuurnota. Het ABO ijvert vooralsnog in eigen land voor versteviging van de positie van de oude-muziekbranche.

Laten we maar zeggen dat dit concert daaraan een bijdrage heeft geleverd, al waren de geluiden die het ABO-strijkje in het begin produceerde te beslagen voor een ensemble van wereldfaam.

Er stond veel tegenover. In de cantate Heut triumphieret Gottes Sohn waren het vooral de zangers die de overwinning in montere banen leidden, onderwijl door Koopman met een koerend orgeltje van mildere repliek voorzien. Nog feestelijker klonk de cantate Mein Gemüt erfreuet sich, vooral dankzij de knerpende dulcianen, ronkende regalen en jubelende zinken die Buxtehude rechtstreeks vanuit de tekst naar de partituur heeft getransponeerd. Zinsneden als 'Mensch o Mensch, du Gottes Bild! Warum zeigst du dich so wild?' maken aanschouwelijk dat de rijmelarij waarvan Buxtehude zich bediende een stuk minder hoogdravend was dan die van de gemiddelde Bach-cantate.

Ook de volgende twee cantates en het motet Benedicam Dominum getuigden van een blijmoedige geloofsbeleving, waarbij pauken en trompetten andermaal goede diensten bewezen. Onder de vijf solisten waren het vooral de beide sopranen, Bettina Pahn en Johannette Zomer, die hun noten stralend hemelwaarts richtten.

Ondanks die optimistische grondtoon is Buxtehudes vocabulaire allesbehalve eenzijdig. De opbouw is in elk werk anders, en daarbij is er ook binnen de cantates een voortdurende afwisseling van stemmingen en texturen. Koren op de molen van de als altijd monter zwaaiende Koopman.

Toch liet hij er door het concert te besluiten met Bachs cantate Gott ist mein König geen twijfel over bestaan wie er in de barokmuziek werkelijk koning is. Buxtehude mag zijn stempel hebben gedrukt op delen van dit vroege Bach-werk, het verknoopte stemmenspel en de rijke, veel pikantere harmonieën zijn van een andere orde, om nog maar te zwijgen van de muzikale architectuur, die een aanmerkelijk grotere reikwijdte heeft.


© Frits van der Waa 2007