de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 19 maart 2007 (pagina 13)
Merkwaardige Mendelssohns zetten druk op trommelvlies
Bach en Mendelssohn, door de Radio Kamer Filharmonie en het Groot Omroepkoor o.l.v. Jan Willem de
Vriend. 17 maart, Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 20 maart, 20.00 uur.
Mendelssohn, door het Nederlands Philharmonisch Orkest en het Nederlands Concertkoor o.l.v. Paul
McCreesh. 17 maart, Concertgebouw, Amsterdam. Herhaling: 19 en 20 maart.
De verhouding van Felix Mendelssohn tot het christendom was niet vrij van dubbelzinnigheid. Dat valt
althans te concluderen uit de twee grote vocale werken van zijn hand die zaterdag klonken bij twee
programma's in het Concertgebouw. Tegenover de cantate Die erste Walpurgisnacht, 's middags
bij de ZaterdagMatinee, stond het oratorium Elijah, dat vanavond en morgen opnieuw wordt
uitgevoerd door het Nederlands Philharmonisch Orkest.
Die erste Walpurgisnacht is in alle opzichten een merkwaardig stuk. De tekst, gedicht door Goethe,
is in zekere zin een pleidooi voor godsdienstvrijheid en beschrijft een heidens ritueel, waarbij de spot
wordt gedreven met de christenen. Ook in muzikaal opzicht is het een curieus geval, omdat Mendelssohn
zich blijkbaar door deze stof heeft laten verleiden tot voor zijn doen opmerkelijke escapades. Je vraagt
je af of hij in 1832, toen hij deze muziek schreef, Berlioz' twee jaar eerder gecomponeerde Symphonie
fantastique al kende, want de felle piccolo's, de blaffende trombones en het oppeppende slagwerk doen
sterk denken aan het werk van zijn Franse collega.
Het oratorium Elijah, dat Mendelssohn een jaar voor zijn dood voltooide, moet als geloofsbrief
ongetwijfeld serieuzer genomen worden. De van oorsprong Joodse Mendelssohn wilde immers graag laten horen
dat hij ten volle het lutherse geloof omarmd had (in Elijah worden de heidense Baäl-priesters
dan ook onvervaard over de kling gejaagd). Toch is het tekenend dat de solide recitatieven, aria's en
koren van dit oratorium heel wat minder fris van de lever klinken dan de wisselvalliger, maar
uitgesproken druïdenmuziek van de Walpurgisnacht.
Nou hielp het wel dat de Radio Kamer Filharmonie en het Groot Omroepkoor bij dat stuk werden aangevoerd
door Jan Willem de Vriend, een dirigent die altijd garant staat voor vertolkingen met veel springveren
en een hoog buitelgehalte, zoals ook bleek uit de drie Bach-werken die het gezelschap voor de pauze
verklankte. Het hielp ook dat de Walpurgisnacht maar een half uurtje duurt, want buiten bariton
Rudolf Rosen ging er weinig charme uit van de vier solisten. Het Groot Omroepkoor was in het turbulente
stuk zowel rots als branding.
Het Nederlands Philharmonisch heeft daarentegen een fraai solistenkwartet bijeengebracht. De warmbloedige
Nieuw-Zeelandse bas Jonathan Lemalu vertolkt de Elia-partij eloquent, terzijde gestaan door John Mark
Ainsley, Renata Pokupic en Peter Paul Houtmortels, en niet te vergeten door de solistische
engelenensembles die naar voren treden uit het Nederlands Concertkoor. Dat het oratorium in het Engels
wordt gezongen heeft een historische reden, want zo klonk het ook in 1846 bij de première in
Birmingham.
Dirigent Paul McCreesh, die net als zijn collega De Vriend zijn wortels heeft in de oude muziek, laat
de koperblazers van het NedPhO op natuurhoorns en -trompetten spelen. Het is de vraag of het veel
verschil maakt. McCreesh bewaakt met zijn molenwiekende directie vooral de grote lijn. Dat kan ook
bijna niet anders, want als alle profeten is Elia nogal praatgraag. Het oratorium, dat tweeënhalf
uur nodig heeft voor een dodenherrijzenis, een offerwedstrijd en een hemelvaart, bevat oorstrelende
passages, maar oefent in het algemeen zoveel druk uit op het trommelvlies, dat het slotakkoord vooral
opluchting teweegbrengt.
© Frits van der Waa 2007