Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 26 maart 2007 (pagina 10)

Adembenemende, maar ook overvolle finale van Rijnvos

Clementi, Stravinsky, Andriessen en Rijnvos door de Radio Kamer Filharmonie o.l.v. Stefan Asbury. Concertgebouw, Amsterdam, 24 maart. Radio 4: 27/3, 20.00 uur.

Niets van de eerste rimpelingen tijdens de afgelopen ZaterdagMatinee verried met wat voor stormen het optreden van de Radio Kamer Filharmonie zou eindigen. Componist Richard Rijnvos, uitgenodigd om het voorprogramma bij zijn eigen nieuwe pianoconcert te kiezen, weet niet alleen hoe je noten, maar ook hoe je hele stukken met elkaar in verband moet brengen.

Dat verband was heel onderhuids en ging voornamelijk over het evenwicht tussen verstand en gevoel, dat door alle vier componisten op het programma op een heel speciale manier in de waagschaal is gezet.

Dat begon al met de distantie die spreekt uit L'orologio de Arcevia, een dertig jaar oude 'cirkelcanon' van de Italiaan Aldo Clementi, waarin twaalf slagwerkers de afwikkeling van een op het oor ongrijpbaar muzikaal mechaniek realiseerden. Het klonk als een babywinkel vol aflopende speeldoosjes, waarin het verloop van de tijd meetelbaar werd gemarkeerd door slagen op een klok. Het duurt acht fascinerende minuten voor alle speeldoosjes zijn afgelopen, waarna het hele proces nog eens in omgekeerde richting verloopt.

In Stravinsky's Symfonie in C liet de Britse dirigent Stefan Asbury niet het achterste van zijn tong zien, maar besnuffelde hij samen met de componist wel ieder motief van boven tot onder. Met Hadewijch van Louis Andriessen, intussen ook al weer een klassieker van bijna twintig jaar oud, verdiepte het spirituele gehalte van het concert zich aanzienlijk, wat zowel te danken was aan de druk die de omvangrijke klarinettengroep op de ketel zette als aan de zang van Tania Kross. In een stijl die wellicht romantischer was dan Andriessen destijds voor ogen stond, paarde ze zwoelte aan verinnerlijking, en momenten van schrijnende schoonheid aan seconden van lichte ongewisheid. Andriessen zelf doet net als Stravinsky en Clementi aan canons. Ringtones uit de zaal voegden een element van toevalsmuziek toe.

De hoofdschotel, en tevens adembenemende finale, was Rijnvos' pianoconcert NYConcerto. Dit driedelige werk maakt weer deel uit van een avondvullende, zesdelige New York-cyclus. Dat belooft wat, want de hoeveelheid noten die pianist John Snijders in vijfendertig minuten tijd de zaal in sproeide, in nauwe samenwerking met het orkest, was nu al overstelpend.

Het middendeel, Central Dance in the Park, is in juni 2005 al eens uitgevoerd in de Matinee. Ook dit onderdeel is verre van rustig, met mixturen van hoog en laag, een solist die af en toe blijft hangen als een oude grammofoonplaat, en een orkest dat gelijk op trekkebenend van akkoord naar akkoord ijlt. De buitendelen, Grand Central Dance en 'cross Broadway, zijn nog hectischer. In Grand Central Dance spookt de lefgozertjesmuziek van Gershwins Rhapsody in blue door de noten, een enkele maal zelfs herkenbaar. Met zijn rare blikslagerij en ritmische offbeat-injecties wekt het stuk reminiscenties aan tekenfilmmuziek. Het slotdeel is nog tieriger, met een driftig pulserende vierkwartsmaat, die niet belet dat er referenties aan Thelonious Monk met een duidelijke swing in opdoemen.

Vergeleken met Rijnvos' in 2000 voltooide cyclus Block Beuys maakt zijn nieuwe werk een bepaald aardse, en zeker erg overvolle indruk, die vooral ontzag genereert voor de atletische prestaties van solist en musici.


© Frits van der Waa 2007