de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 29 maart 2007 (pagina K18)
Aan je oorlelletjes de muziek in
Offenbach Romantique. Les Musiciens du Louvre o.l.v. Marc Minkowski. Archiv.
Er zijn in de 19de eeuw enorm veel spotprenten gemaakt over Jacques Offenbach. Geen wonder, want wat was
die man populair met zijn operettes. Op sommige van die prenten is hij ook afgebeeld met zijn instrument,
de cello, en ook dat is verdiend, want op dat gebied was hij evenmin een kleine jongen. Aangenomen
althans dat hij in staat was zijn eigen celloconcert, dat hij componeerde in 1847, zelf tot klinken te
brengen.
Dat celloconcert is heel lang zoek geweest. Pas enkele jaren terug ontdekte Offenbach-vorser Jean
Christophe Keck de manuscripten van het tweede en derde deel, die respectievelijk in Keulen en Washington
waren beland. Deze nieuwe versie is nu voor het eerst op de plaat gezet door Marc Minkowski, Les
Musiciens du Louvre, en de excellente cellist Jérôme Pernoo.
Het is werkelijk een briljant stuk muziek, dit 'Concerto militaire', dat in het slotdeel inderdaad met
veel fanfares en roertrommels ten strijde trekt. Dat deel duurt wel twintig minuten, maar het verveelt
geen moment, want Offenbach sleurt je aan je oorlelletjes mee de muziek in, met behulp van in de noten
verstopte vliegwieltjes en een afwisseling van listige versnellingen en lyrische ontboezemingen.
Tussen dat alles door holt de cellist kwispelstaartend rond, om van tijd tot tijd pirouettes te draaien
op de A-snaar, ergens ten hoogte van de stratosfeer.
Minkowski toont zich hier een meester op het gebied van de gefaseerde explosie en fantastische
klankmengsels, zoals donzige onderonsjes tussen pauk en contrabas. Als extraatjes fungeren de ouverture
Orphée aux enfers en twee balletmuzieken, Die Rheinnixen en het kostelijke Ballet
des flocons de neige. Aan het eind gaan de sneeuwvlokjes toch weer met de voetjes van de vloer,
compleet met een suizende windmachine.
Juan Crisóstomo de Arriaga: orchestral works. Il Fondamento o.l.v. Paul Dombrecht. Fuga libera.
Exact vijftig jaar na Mozart op 27 januari 1806 zag Juan Crisóstomo de Arriaga het
levenslicht. Nog geen twintig jaar later blies het noodlot het weer uit, geholpen door de
tuberkelbacterie.
Zo productief als Mozart was het wonderkind Arriaga niet, maar hij wist toch in luttele jaren een
bescheiden, maar kwalitatief hoogstaand oeuvre bij elkaar te componeren.
Het in Brussel gevestigde orkest Il Fondamento heeft nu een cd gewijd aan de hoogtepunten uit zijn
orkestrale werk. Hoewel Arriaga hoorbaar schatplichtig is aan Mozart, Beethoven en Schubert, klinkt er
toch een eigen toon door in zijn muziek, wat vooral te maken heeft met zijn gracieuze melodiek.
Hoofdschotel is zijn kloeke Symphonie à grand orchestre. De omlijstende oberturas
zijn minstens zo karakteristiek, met dartele pizzicati, fluitloopjes als kushandjes, en schattige
vogelimitaties.
Josef Myslivecek: Symphonies. Concerto Köln. Archiv.
Mozart had van veel van zijn vakbroeders niet zo'n hoge pet op. Een van de weinigen voor wie hij
waarachtige bewondering koesterde was Josef Myslivecek.
Concerto Köln laat horen waarom, aan de hand van een zevental sinfonias en aanverwante werken.
Het zijn stukken uit de tijd dat het genre 'symfonie' nog in de kinderschoenen stond, zodat het allemaal
wat gauw voorbij is, maar het neemt niet weg dat het uitgesproken bekoorlijke muziek is.
Vooral in het afsluitende concertino, met solopartijen voor klarinetten, traverso's, hoorns en fagot
jongleren de musici fraai met de nootjes, al kost het de hoorns hier en daar hoorbaar moeite om alles
in de lucht te houden.
© Frits van der Waa 2007