de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 14 mei 2007 (pagina 10)
Oer-Russische opvoering Reisopera *)
Boris Godoenov, van Modest Moesorgski, door de Nationale Reisopera o.l.v. Vasily Petrenko en Robert
Lehmeier. 12 mei, Schouwburg Orpheus, Apeldoorn. Herhalingen tot 17/6 (zie www.reisopera.nl). Radio 4:
19/5, 19.00 uur.
Geen componist heeft zulke door-en-door Russische muziek geschreven als Modest Moesorgski, die
zichzelf in een leven van 42 jaar naar de verdommenis zoop, en tussendoor een stevige handvol
meesterwerken produceerde. De publiekslieveling is de bekende Schilderijententoonstelling, maar
zijn opera Boris Godoenov is met voorsprong zijn meest monumentale en rijkste compositie. Het is
een werk dat lastig op te voeren is. Om te beginnen bestaan er (los van latere bewerkingen door anderen)
twee versies, die elk hun eigen verdiensten hebben. En in dat door-en-door Russische schuilt menige
valkuil voor de vormgever: het risico van folkloristische clichés.
Robert Lehmeier, die het koningsdrama bij de Nationale Reisopera regisseert, laveert om die valkuilen
heen. Bontmutsen en vallende sneeuw ontbreken evenmin als de door Moesorgski meegecomponeerde
wodkaflessen, maar de leidende bojaren zijn gestoken in maatkostuums. Achter de rij beeldschermen in het
decor vormt zich uit oplichtende tl-lijnen een kaart van Rusland. Onder zijn brokaten mantel draagt Boris
niets dan hemd en onderbroek.
Lehmeier rekent meteen in de eerste scène af met de hang naar naturalisme, met behulp van de strak
gechoreografeerde, gestileerde bewegingen van het koor. En die mantel wordt tot symbool van heerschappij:
hij komt steeds minder vast om Boris' schouders te zitten. Zijn rivaal Sjoejski stoeit er heel wat mee
af, Boris' zoon Fjodor mag hem even om, en op het laatst krijgt de valse troonpretendent Grigori hem in
handen gedrukt waarmee Robert Lehmeier tevens een los eindje in het libretto op zijn plaats
schikt.
De opera begint sterk, waarna de handeling enigszins verbrokkelt in losse scènes, en zich dan meer
en meer toespitst op Boris, die uitgroeit van een heerser aan wiens handen bloed kleeft tot een man die
geteisterd wordt door visioenen van het door hem vermoorde tsarenkind. Die fascinerende kanteling komt
door Moesorgski's steeds verder naar binnen reikende muziek, waarin kroningsklokken veranderen in
doodsklokken en hemelse klanken plaatsmaken voor een macabere kaalslag.
De Nationale Reisopera, die zijn best heeft gedaan om dit haar mooiste productie van het seizoen te
maken, heeft in de 31-jarige Vasily Petrenko een eminent pleitbezorger voor Moesorgski's muziek gevonden.
Petrenko haalt het onderste uit de kan bij het Gelders Orkest, dat zichzelf overtreft, zowel in pompend
bazuingeronk als in versmolten weeklachten.
Het koor van de Reisopera levert Wolgasleperszang en massale toejuichingen alsof het in St.Petersburg is
opgeleid, terwijl ook het Stadsjongenskoor Oldenzaal ontstegen lijkt aan zijn origines. Voor de vele
bijrollen zijn adequaat toegeruste zangers ingeschakeld. Marcel Reijans schittert als Grigori, de valse
troonpretendent, van passende vocale repliek gediend door Mark Richardson als de drinkebroer Varlaam en
Harry Peeters als de monnik Pimen. Tenor Mark Tevis komt sterk voor de dag in de rol van Sjoejksi. Maar
niemand haalt het bij de verpletterende Boris van de Litouwse bas-bariton Almas Svilpa, die eruitziet als
een kruising tussen Meat Loaf en Leonardo DiCaprio, kussen geeft als kopstoten, en in de onthutsend
moderne sterfscène een ademstokken produceert dat ruimschoots over het orkest heenreikt.
*) Een volkomen foute kop natuurlijk!
'Borissen' sinds 1868
Moesorgski componeerde de eerste versie van Boris Godoenov tussen oktober 1868 en december 1869.
Hij schreef zelf het libretto, waarbij hij zich baseerde op het gelijknamige toneelstuk van Poesjkin. Het
werk werd afgewezen voor uitvoering, waarop Moesorgski de opera in vele opzichten omwerkte en uitbreidde,
onder andere met een belangrijke vrouwenrol.
Anders dan de overlevering wil was het allereerst zijn eigen besluit om de opera zo ingrijpend te
reviseren. In die tweede versie beleefde het werk op 27 januari 1874 zijn première in
St.Petersburg.
Na Moesorgski's dood in 1881 heeft zijn collega Nikolai Rimski-Korsakov zich intensief beziggehouden met
Boris, omdat hij net als veel tijdgenoten kritiek had op de dramatische structuur en
meer nog op de 'onhandige' manier van componeren en orkestreren. Het is in Rimski's laatste,
'gefatsoeneerde' bewerking van 1908 dat de opera wereldberoemd is geworden.
De oer-versie werd pas op 16 februari 1928 voor het eerst opgevoerd in dezelfde stad die intussen
Leningrad heette.
Ook andere componisten hebben zich nog over de partituur gebogen. De bekendste onder hen is Dmitri
Sjostakovitsj, wiens versie van 1940 aanmerkelijk dichter bij Moesorgski's bedoelingen blijft.
In latere jaren greep men weer terug op de oorspronkelijke versies van Boris, maar die werden dan meer
dan eens op verschillende manieren dikwijls in elkaar geschoven. De tweede versie is lange tijd populair
geweest, maar de laatste jaren gaat de voorkeur weer meer uit naar de eerste Boris, die als het meest
authentiek wordt beschouwd.
© Frits van der Waa 2007