de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 21 mei 2007 (pagina 10)
Wonder Dudamel dirigeert poezelig en strak
Ravel, Liszt en Stravinsky , Rotterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Dudamel. Doelen, Rotterdam, 18-5.
Met het optreden van de 26-jarige Gustavo Dudamel had het Rotterdams Philharmonisch Orkest bij nader
inzien toch niet de primeur voor Nederland. Het Venezolaanse dirigeerwonder blijkt namelijk al twee jaar
geleden, tamelijk onopgemerkt, zijn Nederlandse debuut gemaakt te hebben bij Amsterdam Sinfonietta. Het
optreden van Dudamel met het RPhO van afgelopen vrijdag was met aanmerkelijk meer toeters en bellen
behangen, trok dan ook meer de aandacht en had ook wel degelijk wat om het lijf. Om een Sacre du
printemps op je nek te nemen moet je als dirigent stevig in je schoenen staan.
Dat Dudamel een natuurtalent is, staat buiten kijf. Ondanks zijn jeugdige leeftijd kan Dudamel al bogen
op een dirigeerervaring van negen jaar. Er zijn in andere landen weinig 26-jarigen die hem dat na kunnen
zeggen.
Het enthousiasme en de zelfverzekerdheid straalden er dan ook vanaf, meteen al bij Dudamels opkomst. Met
Ravels Tombeau de Couperin deed hij aanvankelijk nog een schepje bovenop de toch al hooggespannen
verwachtingen. Zo'n wufte helderheid, zo'n donzige strijkersklank vol verrassende kleurwendingen hoor je
zelden. Dudamel hield de dansjes strak in het gelid, als om niet over-poëtisch over te komen.
Voor het Tweede pianoconcert van Liszt trad de Russische pianist Kirill Gerstein aan, die maar
twee jaar ouder is dan Dudamel. Temidden van alle draufgängerische turbulentie die Liszt laat
opwolken uit orkest en klavier werd helaas snel duidelijk dat zijn vertolking niet aan het puur
technische ontsteeg. Het pronte orkestweerwerk hielp niet afdoende. Met zijn toegift, Liszts transcriptie
van Schuberts Erlkönig, bevestigde Gerstein zijn Saaie-Pietenstatus.
In het pièce de résistance, Stravinsky's Sacre, zette Dudamel de in Ravel
gezette poezelige toon voort, met veel mantelzorg, zwoelte en versmolten geluid. Wel even iets anders dan
de gestaalde nieuwe zakelijkheid waarmee het stuk in de afgelopen eeuw veelal gepresenteerd werd. Hoewel
hij sterke kleurverschillen aanbrengt en onverwachte accenten plaatst, is zijn blik niet de
Röntgen-visie die alle details blootlegt, en vooral in de kalmere delen ontbrak de ondertoon van
urgentie die hier toch nodig is. Technisch heeft hij het stuk in de vingers, en zijn dosering van de
grote spanningsbogen is dusdanig dat de Danse sacrale aan het slot als een absolute triomf
aandoet. Duidelijk was ook dat het orkest voor Dudamel door het vuur ging. Maar een schroeilucht steeg
niet op, en dat is toch een eerste vereiste bij de brandstapel die Stravinsky opricht in zijn
balletmuziek.
© Frits van der Waa 2007