Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 4 juni 2007 (pagina 11)

Schönberg in idyllische en noodlottige schemer

Schönberg, Bartók en Stravinsky, door het Mahler Chamber Orchestra o.l.v. Pierre Boulez. 1 juni, Muziekgebouw, Amsterdam.

Het was de eerste keer dat de grote man voet zette op het podium van het Amsterdamse Muziekgebouw, en naar menselijke maatstaven gesproken zit een tweede keer er eigenlijk niet in. Hoewel Pierre Boulez de indruk maakt dat hij nog minstens tien jaar meekan, is hij al 82. De vorige keer dat hij in Nederland optrad als dirigent was in 1995, toen hij Schönbergs Moses und Aron leidde in het Muziektheater, dus reken maar uit wanneer de volgende keer zou zijn.

Alvorens hij bij de Nederlandse Opera gisteren voor de derde en laatste keer Janaceks Uit een dodenhuis dirigeerde, gaf hij nog een concert in het Muziekgebouw, als gastdirigent van het Mahler Chamber Orchestra.

Op de lessenaars stond opnieuw Schönberg, maar ditmaal de vroege, laatromantische Schönberg van Verklärte Nacht. Gecomponeerd in 1899, zogezegd met de hete adem van Wagner nog in de nek. Dat liet Boulez horen, met een noodlotszwangere halfschemer, waarin de strijkers nu eens idyllische prieeltjes, dan weer duistere klankkluwens passeerden.

Het optreden van de gastdirigent, die als gewoonlijk stokloos opereerde, laat zich het best kenschetsen met het Franse woord sang-froid, wat net nog iets onverschrokkener klinkt dan het Nederlandse 'koelbloedigheid'. Boulez maakt niet de indruk dat hij ooit in zijn leven tijdens het dirigeren ook maar één zweetdruppel vergoten heeft. Maar dat wil niet zeggen dat hij een koele kikker is. Bij hem geldt de stelregel 'minder is meer'. Met zijn afgemeten slag, zijn minieme handbewegingen, zelfs zijn veelbetekenende oogopslag beweegt hij de jonge musici van het multinationale Mahler Chamber Orchestra tot opperste concentratie en spel waar de vonken van afvliegen.

Spannender nog was zijn lezing van Bartóks Vier orkeststukken, waarvoor het gezelschap was uitgebreid tot een omvang die de benaming 'kamerorkest' enigszins oversteeg. Boulez imponeerde door de manier waarop hij de samenklanken in bedwang hield, die steeds balanceerden op de grens tussen broeierig en schurend. Als iemand demonische bezetenheid weet te verzoenen met kristallijnen klaarte, is hij het wel.

Het sluitstuk, Stravinsky's Pulcinella-suite, is net zo'n afgereden paradepaard als Schönbergs Verklärte Nacht, maar desondanks zorgde Boulez ook hier voor onverwachte accenten. Met pittig tempo doseerde hij de klank, soms in kleine contrastrijke toefjes, dan weer met verrassende lichtplekjes, waaronder de explosieve pizzicati, die met hun sonoriteit de ritmische tegendraadsheid van Stravinsky's eerste neoklassieke stijloefening eens te meer benadrukten.


© Frits van der Waa 2007