de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 8 juni 2007 (pagina 15)
Splinterklanken en muzikale mantra's in 'Wagner Dream'
Wagner Dream , van Jonathan Harvey, door De Nederlandse Opera o.l.v. Pierre Audi en Martyn Brabbyns.
Westergasfabriek, Amsterdam. Herh.: 8, 9, 11, 12 en 13/6.
Wat het boeddhistische gehalte van Jonathan Harveys opera Wagner Dream ook mag zijn en gering is
dat in elk geval niet , over de transcendentie van de klank hoeft de componist niets meer te leren.
Zijn vocabulaire reikt van expressionistische splinterklanken tot muzikale mantra's van een kolkende
welluidendheid, en de vele manieren waarop die in elkaar kunnen overgaan zijn verbazend vanzelfsprekend.
De geluiden die de spelers van het Belgische Ictus Ensemble produceren en de elektronische klanken die
uit speakers komen, maken deel uit van één continuüm.
Prijzenswaardig is ook dat Harvey de zang ongerept laat, afgezien van de normale versterking en met
uitzondering van enkele kosmische koortjes. Waarmee duidelijk is dat toch de mens centraal staat.
Die mens, dat is allereerst Richard Wagner, de componist. Wagner krijgt aan het begin van de opera een
hartaanval, blaast zeven kwartier later de laatste adem uit, en heeft daartussendoor een visioen van een
nooit gerealiseerde Boeddha-opera. Harveys opera heeft een historische grondslag, want Wagner had
werkelijk zulke plannen.
Het libretto is geschreven door de roemruchte scenarist Jean-Claude Carrière. Zijn werk valt in
zoverre tegen dat het gedroomde verhaaltje van de liefde tussen Ananda en Prakriti, gedwarsboomd door
kasteverschillen en religieuze bezwaren, een beetje blijft steken in bazelarijen, die alleen maar
ontknoopt raken doordat de Boeddha opeens met zijn hand over zijn hart strijkt. Daardoor zakt de
voorstelling halverwege wat in, en dat is jammer, want verder is die schitterend om te zien en te horen.
In Wagners realiteit wordt gesproken, in zijn droom wordt gezongen, maar ook die twee lagen zijn knap
verweven. Wagner en zijn vrouw Cosima worden indringend gespeeld door Johan Leysen en Catherine ten
Bruggencate. Bij de zangers imponeert vooral Claire Booth (Prakriti) met haar hondsmoeilijke partij. Dale
Duesing en Gordon Gietz leveren als Boeddha en Ananda even fraaie prestaties.
Dat alles vindt plaats in een prachtig sober decor, dat bestaat uit een klein speelvlak dat boven het
orkestje lijkt te zweven, een voorgrond met een chaise longue waarop Wagner zijn langgerekte
laatste momenten slijt, en een achterwand waarop fantastisch mooie projecties verschijnen. Regisseur
Pierre Audi verricht als vanouds wonderen van welsprekendheid met stille poses en subtiele gebaren, en
laat, ook als vanouds, toch even de vlam in de plan slaan.
De muziek, ten slotte, lijkt in niets op die van Wagner. Ook een bewijs van de verlichting die Harvey
deelachtig is geworden.
© Frits van der Waa 2007