de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 19 juli 2007 (pagina K20)
Kundig toondichter
Spohr: Nonet & Septet. Ensemble 360. Sanctuary.
Zoals de meeste componisten van de generatie tussen Beethoven en Schubert is Louis Spohr (1784-1859)
nagenoeg in de schaduw van die twee reusachtige tijdgenoten verdwenen. Violisten kennen meestal wel een
paar stukken van zijn hand, maar weten vaak weer niet dat ze de hele dag in nauw contact staan met een
van zijn andere scheppingen, de kinhouder.
Een baanbrekend componist was Spohr niet. Maar hij was wel een productief en kundig toondichter. Een van
de fraaiste bewijzen is zijn Nonet uit 1813, een sprankelend stuk kamermuziek met een
classicistische inslag en een groot joie de vivre. Fascinerend is de economie waarmee Spohr het
viertonig motief van het openingsdeel tien minuten lang telkens weer in een nieuw licht weet te zetten.
Het Britse Ensemble 360 combineert dit werk van de jonge Spohr met het Septet dat hij als
65-plusser componeerde. Het aandeel van de piano maakt de klank verzadigder, maar ook dit stuk heeft
grote charme. Het spel van het ensemble sprankelt, maar had nog gepolijster gekund.
Reinecke: The Romantic Flute and Piano Music. Carlos Bruneel en Jan Michiels. Etcetera.
De werkenlijst van Carl Reinecke (1924-1910) is nog langer die van Spohr, zijn muziek is evenmin
revolutionair, maar daarom bepaald niet te versmaden. De Belgische musici Carlos Bruneel en Jan Michiels
brengen hem een hommage met een uitvoering van zijn Undine, een sonate voor fluit en piano die de
gebruikelijke sulligheid van deze combinatie twintig minuten lang totaal naar de achtergrond verwijst.
Dat dat niet uitsluitend ligt aan de eminentie van dit duo is te horen in de daaropvolgende cyclus
Von der Wiege bis zum Grabe, een aaneenschakeling van genrestukjes die bepaald niet naar hoge
toppen reikt, al zitten er best een paar aardige marsmuziekjes en evocatieve stemmingsbeelden tussen.
M. Danzi en Mozart. Antoinette Lohmann en Vaughan Schlepp. Fineline.
Omdat de vrouw in de 18de eeuw nog erg dienstbaar was aan de man, wordt Maria Margarethe Marchand
gemeenlijk aangeduid met de achternaam van haar man, de cellist Franz Danzi. Ze was een begaafde zangeres,
die in haar jonge jaren veel aan huis kwam bij de familie Mozart. Ze componeerde ook, maar na haar
huwelijk is daar weinig van terechtgekomen, omdat ze zich concentreerde op haar zangcarrière.
Ook die was van korte duur: op haar 28ste hield ze wegens een longziekte op met zingen. Vier jaar later,
in 1800, was ze dood.
Haar postuum uitgegeven vioolsonates getuigen van een niet onaanzienlijk talent. Violiste Antoinette
Lohmann levert samen met fortepianist Vaughan Schlepp bevlogen vertolkingen. Haar toon is slank en
sensitief, en sluit nauw aan bij het iets robuustere spel van Schlepp. Vooral de derde Sonate springt
eruit, met zijn fantasierijk middendeel vol registerwisselingen en kruidige harmonische wendingen, en
steekt zeker niet slecht af tegen de variaties over Hélas j'ai perdu mon amant van Mozart,
waarmee de cd besluit.
Hummel: Ballet Music. London Mozart Players olv Howard Shelley. Chandos.
In Sappho von Mitilene van Johann Nepomuk Hummel gaan de fors bezette London Mozart Players zo
nadrukkelijk van plof plof dat het nauwelijks voorstelbaar is dat het hier om balletmuziek gaat.
De erg ruim klinkende opname doet de op zichzelf elegante noten geen goed. Spijtig, want Hummel (ook al
zo'n man van de tussengeneratie) kon er wel wat van. Zelfs de reeks van twaalf walsjes aan het slot van
de cd zijn leuk, al is de vervoering van Strauss' latere walsmuziek nog ver te zoeken.
© Frits van der Waa 2007