de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 30 oktober 2007 (pagina 17)
Chemie tussen toon en taal blijft op pijnlijke wijze uit
Literair concert, Nederlands Philharmonisch Orkest en Toonkunstkoor Amsterdam i.s.m. Het Toneel Speelt o.l.v. Sylvain Cambreling. 27 oktober, Concertgebouw, Amsterdam.
Omdat de standaardvorm van het klassieke concert van tijd tot tijd herijking behoeft of gewoonweg omdat
er aan publieksaanwas gewerkt moet worden, beoefent het Nederlands concertwezen de laatste jaren steeds
vaker het genre van het 'schrijversconcert'. Daarin doet een bekende auteur iets met zijn muzikale
voorkeuren. Het Nederlands Philharmonisch Orkest pareerde deze ontwikkeling zaterdag met een 'literair
concert' dat werd aangeprezen als 'de lyrische sensatie'.
Het concept het voorlezen van gedichten, gecombineerd met het spelen van muziek stamt van
Ronald Klamer, de leider van Het Toneel Speelt. De dramaturgie was in handen van Ronald Vermeulen,
artistiek manager van het NedPhO. Het programma bood ook nog eens twee Nederlandse premières,
Amphitheatre van de Australische componist Brett Dean, en Chorale van de Fin Magnus Lindberg.
Dat laatste stuk een soort zondvloed van orkestgolven met een langzame polsslag sloot mooi
aan op de openingstekst, het in musico-literaire kring geliefde gedicht De stilte van de wereld voor
Bach van Lars Gustaffson. Twee uur later kreeg dit een schitterende pendant met de versregel 'Woord,
keer terug tot de muziek' uit Osip Mandelstams Silentium, waarna violiste Simone Lamsma met het
Andante uit de Tweede Vioolsonate Bach weer tevoorschijn liet komen.
Tussen die mooie momenten bleef de chemie tussen toon en taal op een pijnlijke manier uit. Het
spanningsboogje dat Dean neerzet in het ondanks de titel wat kleinschalige Amphitheatre berust
voornamelijk op een droefgeestige akkoordpendel en de entree van een steeldrum, met twee tuba's als
komisch contrapunt.
Daarvoor klonk een uitvoering van Brittens Lacrymae, doorsneden met het erg lange gedicht
De Eend van Willem Jan Otten, dat er weinig mee te maken had. Acteur Mark Rietman legde in zijn
declamatie een gekunstelde argeloosheid. Carine Crutzen, die de helft van de eend voor haar rekening
nam, hield zich meer op de achtergrond.
Wat Stravinsky's Psalmensymfonie van doen heeft met de mythe van Orfeus in de naar het heden
getransponeerde versie van Czeslaw Milosz werd ook niet duidelijk. Dirigent Sylvain Cambreling maakte
er net als in Mozarts Adagio voor viool en orkest een nogal wollige boel van. Crutzen en Rietman,
ditmaal in een aanzienlijk lager register, raakten nu de kern van de tekst. Alleen vervelend dat de
beide Ronalds voor een extra deceptie hadden gezorgd: juist bij het zo kwetsbare begin van het tweede
deel moest door de muziek heen gepraat worden.
© Frits van der Waa 2007