de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 8 november 2007 (pagina 17)
Spookachtig mooie vocalen dalen neer
Janácek-programma Schönberg Ensemble o.l.v. Reinbert de Leeuw. 6/11, Muziekgebouw, Amsterdam
Op de grens van romantiek en moderne tijd schreef de Tsjechische componist Leos Janácek muziek die
in geen enkel straatje past, maar waarvan een warmte uitgaat die slechts wordt gedwarsboomd door onze
gebrekkige kennis van het Tsjechisch. Die taal was voor Janácek niet alleen een voertuig voor
gedachten, maar ook een bron waaruit hij melodische inspiratie putte.
Tsjechisch is lastig verstaanbaar, maar het Schönberg Ensemble reikt de helpende hand door een
tekstblaadje te verstrekken. En bovendien heeft Janácek ook instrumentale muziek geschreven, zij
het helaas juist niet voor de kenmerkende uitgebreide bezetting van het moderne kamermuziek-ensemble.
Maar ook daarop hebben Reinbert de Leeuw en collega's het antwoord paraat: bewerken.
Hun programma was het eerste van een driedelige Janácek-serie waarin later ook het DoelenKwartet
en Cappella Amsterdam hun opwachting zullen maken. Dirigent De Leeuw heeft zelf twee korte werken van
Janácek voor ensemble gearrangeerd. Pohádka, oorspronkelijk geschreven voor cello
en piano, is al meteen heel representatief, met zijn geheimzinnig op de achtergrond doorklinkende tonen
en kabbelende figuurtjes.
In zijn bewerking van de pianosonate 1 X. 'Z ulice' heeft De Leeuw een accordeon toegevoegd aan
het ensemble. Dat levert niet alleen een fantastisch kleuraccent, maar bevordert ook de verwevenheid
tussen voor- en achtergrond.
Het enige stuk in oorspronkelijke bezetting was het vreemde Concertino, waarin de altijd boeiende
soliste Pauline Post het voortouw heeft, terzijde gestaan door drie blazers en drie strijkers.
Janácek draaide zijn hand niet om voor zonderlinge combinaties. Zijn Dagboek van een verdwenen
man bevat een omvangrijke tenorpartij, een minder omvangrijke altpartij, en een minuscule, maar
essentiële passage voor driestemmig vrouwenkoor. Op het hoogtepunt, de verleiding van de
hoofdpersoon Jan door de zigeunerin Zefka, daalden vanaf het balkon vocalen van een spookachtige
schoonheid neer in de zaal.
Tenor Nigel Robson zong een even prangende als gevoelvolle hoofdrol, met verleidelijk weerwerk van de
rood uitgelichte Helena Rasker. Maar het is de bewerking van Geert van Keulen die het amper een half uur
durende werk tot een mini-opera maakt. Hij heeft de oorspronkelijke pianopartij omgewerkt tot een
weelderige begeleiding die het stuk als gegoten zit, en dat geldt niet alleen voor de dankbare
verklanking van vuurvliegjes, hanen en leeuweriken, maar ook voor de schilderingen van verleiding, met
accenten van fluit en harmonium, en extase, met beierende klokken. Deze ensemble-versie heeft alles in
zich om een blijvertje te worden.
© Frits van der Waa 2007