de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 29 november 2007 (pagina K22)
Een zelfverzekerde Jurowski
Prokofjev: Symfonie nr 5; Ode. Russisch Nationaal Orkest o.l.v. Vladimir Jurowski. PentaTone.
Om het late werk van Serge Prokofjev te savoureren is enige kennis van de historische context
noodzakelijk, en speciaal van de artistieke klem waarin de componist na zijn terugkeer naar Rusland
belandde. Speciaal de werken die hij in de oorlogsjaren componeerde, gaan gebukt onder morositeit en
een beprangde inspiratie. Zo is de opening van zijn Vijfde Symfonie uit 1944 uitgesproken zwaar
op de hand, en hebben zelfs de opgewekte delen dikwijls iets verzenuwds.
Dat Vladimir Jurowski, de coming man onder de Russische dirigenten, veel affiniteit heeft met Prokofjevs
muziek staat als een paal boven water. Zijn live-uitvoering met het Russische Nationaal Orkest
straalt zelfverzekerdheid uit, in zijn boeiende verzoening tussen grote lijn, motorische drift en
timbredosering. De Ode aan het eind van de oorlog, een zinnige aanvulling, is een sandwich,
waartussen twee belachelijk pompeuze buitendelen een paar wonderlijke verrassingen verstopt zitten.
Respighi: Fontane di Roma; Pini di Roma; Feste Romane; Il Tramonto. Orchestra dell'Accademia Nazionale
di Santa Cecilia o.l.v. Antonio Pappano. EMI.
Voor luisteraars met geluidsgevoelige buren is Antonio Pappano's cd met de 'Romeinse trilogie' van
Ottorino Respighi geen comfortabel bezit. Als je de zachtste gedeelten niet onder de gehoorgrens wilt
laten verdwijnen, knallen de fortississimi met gemak door de muren al doet zo'n registratie
ongetwijfeld recht aan het effect van zo'n uitvoering in een concertzaal.
De klaterende fonteinen, de imaginaire marcherende Romeinen, en de lieflijke vogeltjes (inclusief een
echte, opgenomen nachtgaal) beleven onder de handen van Pappano en zijn Italiaanse orkest een glansrijke
vertolking. Het veel intiemere orkestlied Il Tramonto, met sopraan Christine Rice, komt er, zowel
akoestisch als psychologisch gesproken, een beetje vreemd tussendoor.
Mozart en Schumann. Evgeni Kissin, London Symphony Orchestra o.l.v. Colin Davis. EMI.
Mozarts pianoconcert KV 491 in de doorbakken vertolking van de Russische pianist Evgeni Kissin is
een ervaring die niet iedereen voor herhaling vatbaar zal achten. Het pathos in het eerste deel is
nagenoeg onverteerbaar, en daar draagt het aplomb van Colin Davis en het London Symphony Orchestra
stevig aan bij.
Het Pianoconcert van Schumann, een werk dat juist vraagt om een dergelijke culinaire behandeling,
beleeft daarentegen een welhaast optimale uitvoering. Kissin is een meesterpianist die, gegeven het
juiste repertoire, schijnbaar moeiteloos poëzie en krachtpatserij onder een noemer weet te brengen.
Saint-Saëns en Franck, door Jean-Yves Thibaudet en l'Orchestre de la Suisse Romande o.l.v.
Charles Dutoit. Decca.
Minstens zo stimulerend is de Franse haute cuisine van drie meesterkoks, pianist Jean-Yves
Thibaudet, dirigent Charles Dutoit en componist Camille Saint-Saëns. Vooral het Pianoconcert op.
103 van laatstgenoemde bevat fantastische verrassingen, zeker waar het wonderlijke timbrecombinaties
betreft. Een beetje losbladig is het wel, vooral in het tweede deel waaraan het zijn bijnaam 'Egyptien'
te danken heeft. Dat doet niets af aan de gratie waarmee Thibaudet de pianoklank samenkneedt met die van
het orkest. Ook in het veel vroegere Pianoconcert op. 22 toont Saint-Saëns inventiviteit en
esprit. Het extraatje, César Francks Variations symphoniques, dat geen pianoconcert
is maar een significante pianopartij bevat, steekt daarnaast wat nuchter af.
© Frits van der Waa 2007