de Volkskrant, Boeken, 18 januari 2008 (pagina 19)
Dood, doem en duisternis
Zonder Edgar Allan Poe (1809-1849) zou de literatuur er anders hebben uitgezien. Het griezelverhaal, de
detective, sciencefiction hij was op z'n minst de grote vernieuwer ervan, zo niet de uitvinder.
Zijn complete werk is nu opnieuw uitgebracht.
Illustratie van Harry Clarke, 1919
De beroemdste verhalen van Edgar Allan Poe (1809-1849) spelen zich af in de Parijse Rue Morgue, een
kelder van de Spaanse Inquisitie en in een draaikolk in het hart van de Zuidpool. Het is dan ook een
verrassing om in de openingszin van De duivel in de klokketoren opeens meegetroond te worden naar
ons eigen land.
'Iedereen weet wel ongeveer dat de fraaiste plaats ter wereld het Nederlandse stadje Vondervotteimittiss
is', luidt die zin. Daarna blijkt evenwel dat de bewoners van dat stadje zuurkool met varkensvlees eten,
voortdurend pijpen roken en met een onmiskenbaar Duits accent spreken. In een ander verhaal laat Poe
zelfs onze goede stad Rotterdam op stelten zetten door een luchtballon. Maar de burgemeester die hem
verwelkomt, heet Superbus Von Underduk.
Aan het gemak waarmee Poe nationaliteiten en plaatsen in Europa door elkaar husselt, kun je zien dat hij
niet zoals sommigen denken een Engelsman was, maar een Amerikaan. Er is verder weinig in
zijn oeuvre dat daarop wijst. Boston en Baltimore, plaatsen waar hij een flink deel van zijn slechts
veertig jaar durende leven doorbracht, komen niet herkenbaar in zijn werk voor.
Niet nader benoemde burchten, kerkers en paleizen zijn duidelijk favoriet, wat bevestigt dat bestaande
locaties er voor Poe niet echt toe deden. Als hij couleur locale nodig had, plukte hij die gewoon
ergens vandaan, of zoog zelf wat uit zijn duim, zoals het Arabische geschrift Tellmenow
Isitsoörnot waaraan hij Het duizendtweede verhaal van Sheherazade beweerde te ontlenen.
Nee, het veel levensechter terrein waar hij zich bij voorkeur ophield, waren de krochten van de
menselijke ziel, en de duizelingwekkende toppen van zijn eigen fantasie.
Zonder Poe zou de literatuur er anders hebben uitgezien, vooral de literatuur van het soort dat het
allereerst moet hebben van de verbeelding. Het griezelverhaal, de detective, het genre van de
sciencefiction Poe was hier op zijn minst de grote vernieuwer, als hij al niet de uitvinder was.
Maar bij het lezen van zijn verhalen gaan er meer lichtjes op: zou Kafka Poe hebben gelezen? Goed
mogelijk. En Gogol? Zou best kunnen. Borges? Dat staat wel vast.
Dankzij Athenaeum-Polak & van Gennep, waar Poe waardig is bevonden om hem op te nemen in de
zogenoemde Gouden Reeks, zijn nu al die verhalen opnieuw vertaald door Paul Syrier en uitgegeven in een
meer dan duizend bladzijden tellende foliant met opbergdoos en leeslint. Poe komt hiermee in een illuster,
zij het wat willekeurig rijtje te staan, waarin de Bijbel, Elsschot, Dante, Boccaccio, Manzoni, Joyce en
nog een handvol grote klassieken hem zijn voorgegaan.
De uitgave krijgt extra cachet dankzij de illustraties die Harry Clarke in 1919 maakte voor een nieuwe
Poe-uitgave. Clarke (1889-1931), een Ierse kunstenaar die werkte in de art nouveau-stijl van Aubrey
Beardsley en Kay Nielsen, maakte ook een aantal vignetten voor het boek, en die ontbreken jammer genoeg,
misschien omdat dat anders tot problemen zou hebben geleid met het ietwat transparante papier.
Het is niet de eerste integrale Poe-editie die in Nederland verschijnt. In de jaren tachtig publiceerde
Loeb al een bijeengesprokkelde uitgave met Het volledige proza, waaraan een tiental verschillende
vertalers te pas was gekomen, onder wie Vestdijk en Havank. Die editie, met zijn telefoonboekachtige
uitstraling, werd later nog eens uitgegeven door de Hema. Het verschil met de Athenaeum-uitgave is
tekenend voor de scheidslijn tussen pulp en literatuur, waarop het werk van Poe zich bevindt, en die in
zijn eigen tijd nog helemaal geen scheidslijn was.
Edgar Allan Poe, door Felix Vallotton, 1894
Poe had een kort, moeilijk leven. Hij werd in 1809 geboren als zoon van twee acteurs, maar zijn vader nam
al snel de benen, zijn moeder stierf in 1811, en Poe werd opgevoed in de familie van John Allan, een
gegoede koopman in Boston, aan wie hij het tweede lid van zijn naam ontleende. Aan Poe's verhalen te
oordelen was hij een uiterst erudiet en belezen man, dus zijn pleegvader moet hem op zijn minst een goede
opleiding hebben bezorgd. Vanaf zijn achttiende zat hij een aantal jaren in het leger, maar zag af van
een militaire carrière en besloot zich op het schrijven te richten. Daarmee was hij de eerste Amerikaanse
schrijver die probeerde uitsluitend van de pen te leven. Net als zijn drie jaar jongere Engelse collega
Charles Dickens was hij daarvoor aangewezen op publicaties in tijdschriften. Maar terwijl Dickens het
zocht in het feuilleton, richtte Poe zich veeleer op het korte verhaal, in het bijzonder het genre van de
gothic story en de humoristische schets, want die twee lagen goed bij het publiek.
Poe was dus op zijn minst ten dele een broodschrijver, en ook dat valt terug te lezen in de complete
Athenaeum-editie. Een vermakelijk verhaal, niet vrij van een zekere zelfspot, is Het schrijven van een
Blackwood-artikel, waarin een aspirant-schrijfster zich door een redacteur laat instrueren welke
elementen een bizarrerie dient te bevatten: zo moeten er verwijzingen naar klassieke schrijvers in
staan, en zijn er verschillende stijlen waaruit geput kan worden. Maar de belangrijkste aanwijzing is dat
de schrijver uit de eerste hand verslag dient te doen van een riskante onderneming, of liever nog: een
bijna-dood-ervaring. Waarop de dame in kwestie een grotesk verhaal schrijft waarin ze alle aanwijzingen
dooreenhaspelt, en ook nog eens vertelt hoe ze met haar hoofd bekneld raakt onder de wijzer van een
torenklok, waarbij eerst haar ogen eruit rollen en zij vervolgens langzaam gedecapiteerd wordt. Zonder
fatale gevolgen overigens.
Het grappige is dat Poe in een aantal van zijn verhalen vergelijkbare recepturen hanteert, zoals in het
vroege Verlies van adem. Hierin 'verliest' de hoofdpersoon zijn adem, zodat hij niet meer kan
praten, op een gegeven moment voor dood wordt aangezien en later ook nog wordt opgehangen (maar niet
stikt, omdat hij niet kan ademen). Het is vooral goed geschreven divertissement, maar lijkt
tegelijkertijd een voorafschaduwing van de wat minder oppervlakkige satire die Gogol bedrijft in De neus.
Verder is het natuurlijk een luchthartige variant van de preoccupatie met de dood die vooral in Poe's
serieuze verhalen een hoofdmotief is.
Beklemmender proza dan dat van Poe is nauwelijks denkbaar, vooral ook omdat hij de lezer zo sluipsgewijs
meevoert in het verhaal. Exemplarisch is De voortijdige begrafenis, een bondige vertelling, die
opent met een reeks algemene beschouwingen over de vrees om ten onrechte dood verklaard te worden, maar
gaandeweg overgaat in de persoonlijke angsten van de hoofdpersoon en dan uitmondt in een van de
griezeligste bladzijden uit Poe's werk. Belangrijk is ook dat de vertelling in de 'ik'-vorm gesteld is,
en dat er over die verdere omstandigheden van die 'ik' niet al te veel wordt meegedeeld, zodat de lezer
zich vanzelf vereenzelvigt met het perspectief van de verteller.
Naast verhalen als De voortijdige begrafenis en het doodenge De put en de slinger, die nog
min of meer naturalistisch zijn, zijn er vele waarin het bovennatuurlijke een rol speelt, zoals de
vreemde verhalen over verloren geliefden die op een of andere manier terugkeren in deze wereld, verhalen
over mesmerisme, en macabere visioenen zoals Het masker van de Rode Dood. De aangrijpendste
tussenvorm is die waarin de lezer gaat twijfelen aan het oordelend vermogen van de verteller, zoals
William Wilson, die in het gelijknamige verhaal zijn leven lang wordt achtervolgd door een
dubbelganger, of de hoofdpersoon van Het verraderlijke hart, een moordenaar die steeds maar het
tikkende hart van zijn slachtoffer blijft horen.
De bewustzijnsvernauwingen die Poe meermalen beschrijft, zijn door latere generaties dikwijls opgevat als
de neerslag van opium- of alcoholische dromen. Nu was Poe in sommige opzichten ook het prototype van de
romantische dichter, met een hang naar de zelfkant en zelfdestructie. In crisissituaties greep hij naar
de fles, en ook zijn raadselachtige dood heeft dat beeld gevoed. Op 3 oktober 1849 werd hij na een aantal
dagen zoek geweest te zijn in verwarde toestand en in kleren die niet van hemzelf waren op straat
aangetroffen. Vier dagen later overleed hij in een ziekenhuis in Baltimore. De precieze omstandigheden
van zijn dood zijn nooit opgehelderd, en er doen dan ook vele theorieën de ronde.
Desondanks zijn er geen bewijzen dat Poe een stelselmatige drinker of drugsgebruiker was, en tijdens het
schrijven moet hij zeker nuchter zijn geweest, anders hanteer je de pen niet zo trefzeker. Dat wil niet
zeggen dat zijn werk geen autobiografische elementen bevat: als je weet dat hij op zijn 26ste met zijn
nog maar 13-jarige nichtje trouwde, komen bijvoorbeeld zijn mistige, geïdealiseerde vrouwenfiguren
toch wel in een iets ander licht te staan.
Maar de door Poe opgevoerde zinsbegoochelingen lijken toch allereerst deel uit te maken van zijn
literaire gereedschapskist, temeer omdat ze een pendant hebben in de superieure analytische vermogens van
C. Auguste Dupin, die in een aantal verhalen optreedt. Met Dupin heeft Poe de allereerste detective
geschapen, de man die op basis van deductie en logisch redeneren moorden en mysteries ontrafelt, en die
model heeft gestaan voor Sherlock Holmes, Hercule Poirot en tal van andere scherpzinnige speurneuzen.
Poe's literaire nalatenschap heeft in Europa een grotere weerklank gehad dan in het puriteinse Amerika,
waar veel lezers moeite hadden met de duistere aspecten van zijn werk. Het was niemand minder dan Charles
Baudelaire die ruim tien jaar na Poe's dood de eerste Franse vertaling van zijn werk maakte.
Een totaal andere Franse schrijver, Jules Verne, was een even groot bewonderaar van Poe. Zijn verhalen
over ballontochten, een expeditie naar de maan en verre avontuurlijke scheepsreizen zijn evenzoveel
uitwerkingen van thema's die ook bij Poe te vinden zijn. Vernes roman Le sphinx des glaces is zelfs
een vervolg op Het verhaal van Arthur Gordon Pym van Nantucket, het enige van Poe's verhalen dat
ongeveer de lengte van een boek heeft, maar vanzelfsprekend in de nieuwe editie niet ontbreekt.
Hoe fraai de nieuwe Athenaeum-uitgave in de Gouden Reeks ook oogt, toch is ze niet boven kritiek verheven.
Aan vertaler Paul Syrier ligt dat niet; die heeft zich goed van zijn omvangrijke taak gekweten door het
19de-eeuwse aroma van woordkeus en volzinnen in stand te houden en recht te doen aan rijm en ritme van
de sporadische gedichten. Voor de omzetting van de ingewikkelde passage over het ontcijferen van een
geheimschrift heeft hij zich zichtbaar in bochten moeten wringen, maar het blijft een mooie stunt.
De vormgevers zullen zich wel hebben verbeten bij de ontdekking dat ze een van de illustraties niet
achterop, maar tegenover een witte bladzijde hebben laten drukken. Maar dat is een bedrijfsongevalletje.
Hinderlijker is het ontbreken van iedere vorm van bio- of bibliografische toelichting of verantwoording.
Als de volgorde waarin de verhalen gepresenteerd worden (ruwweg chronologisch, maar toch met veel
verschuivingen) al een grondslag heeft, blijft die ongemotiveerd. En bij De vuurtoren en Het
verhaal van Julius Rodman is niet vermeld dat het om onvoltooide verhalen gaat. In dat opzicht was de
Loeb/Hema-editie uit de jaren tachtig beter verzorgd.
Zo wordt een niets vermoedende lezer allicht op het verkeerde been gezet door het caleidoscopische, maar
ook wat ongelijkmatige gehalte van de 74 verhalen en fragmenten in deze omnibus, waarvan het beste
absoluut geniaal is, maar het slechtste (in de omgeving van Vondervotteimittiss, uitgesproken als:
'Wonder what time it is?') voornamelijk melig. Voor de liefhebber valt er al met al genoeg te ontdekken,
al was het maar in die vreemde, naar Borges vooruitwijzende dialoog tussen Oinos en Agathos, twee
overleden zielen wier filosofieën niet meer dan vier bladzijden beslaan, maar reiken van moleculaire
beweging tot chaostheorie en oerknal een verhaal met een titel waarin de kern van Poe's oeuvre
besloten ligt: De macht van woorden.
Edgar Allan Poe: Alle verhalen. Vertaald uit het Engels door Paul Syrier. Athenaeum-Polak & Van Gennep;
1152 pagina's; prijs: € 64,95 ISBN 978 90 253 6323 9.
© Frits van der Waa 2008