de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 29 mei 2008 (pagina K22)
Aandacht voor de luit
Von Radolt: Viennese Lute Concertos Ars Antiqua Austria o.l.v. Gunar Letzbor. Challenge.
Sommige instrumenten zijn van nature veroordeeld tot een bestaan in de zijlijn. Dat geldt in het
bijzonder voor de luit, die halve met snaren bespannen peer waarvan sinds de dagen van Bach hoegenaamd
niet meer is vernomen. Weliswaar bestaan er wereldwijd honderden luitisten van de basso-continuopraktijk,
waarbij ze sprankelende akkoorden neervlijen op een basstem, ter begeleiding van al datgene wat in
de hoogte gebeurt maar dat is vulwerk, hoe belangrijk ook. Anders dan gitaristen, die de snaren
met harde nagels en plectra te lijf gaan, dient de luit met de gevoelige vingertoppen bespeeld te worden.
Dat verklaart in belangrijke mate waarom het instrument het moet hebben van fluisterkracht en niet van
natuurlijk overwicht.
De Oostenrijkse componist en luitist Wenzel Ludwig Edler von Radolt (1667-1716) heeft zijn eigen
instrument niettemin in de schijnwerpers gezet. Het Oostenrijkse barokensemble Ars Antiqua Austria
brengt een hommage aan deze onbekende componist met vijf kwartier muziek waarin de luit de hoofdrol
speelt. Dat gaat natuurlijk niet helemaal zonder slag of stoot, want zelfs het bescheiden orkestje
van vier strijkers is geneigd om het milde getokkel te overstemmen, zelfs wanneer Radolt er drie tegelijk
inzet. Elke vioolmelodie levert geduchte concurrentie op.
Ondanks die discrepantie komen de verdiensten van de luit, hier bespeeld door Hubert Hoffmann, Sven
Schwannberger en Klaus Köb, duidelijk naar voren: een lichte melancholie, een wendbare, maar nooit
haastige klank en bassnaren die bij wijlen diep en resonant ronken.
Voeg daarbij dat Radolt blijkbaar een vindingrijk en vaardig componist was, die zijn stukken veelal
uit korte deeltjes opbouwde, meest dansjes zoals gigues en menuetten, maar daar toch samenhang in wist
aan te brengen door bijvoorbeeld alle onderdelen te baseren op dezelfde akkoordopeenvolging. Het spel
van Ars Antiqua Austria is een liefdevolle omlijsting van de luitklank, die desondanks vooral effect
sorteert op die plekken waar de luit, hooguit begeleid door een baslijn, in zijn eentje mag schitteren.
Johan Wagenaar: Orchestral works. Radio Symfonie Orkest ol.v. Eri Klas. Etcetera.
De reputatie van de Utrechtse componist Johan Wagenaar, die leefde van 1862 tot 1941, is nog altijd
schrieler dan de man verdiende. Geregeld klinkt in Hollandse concertzalen een van zijn bij uitstek
lustige en bondige ouvertures, zoals De getemde feeks of Cyrano de Bergerac, maar daar
blijft het dan bij. Riccardo Chailly brak ooit een lans voor zijn werk, maar dat is even snel (en
onterecht) uit het collectieve geheugen weggezakt als de meeste van zijn verrichtingen bij het
Concertgebouworkest.
Het Radio Symfonie Orkest, dat intussen ook al verdwenen is, heeft in de jaren 2000-2002 een zestal
Wagenaar-werken opgenomen onder leiding van Eri Klas, die de componist kennelijk ook hoog had zitten,
want de registraties, die pas nu op cd zijn verschenen, getuigen van grote affiniteit met Wagenaars werk.
Aardig is dat het gaat om composities die je nooit in de concertzaal hoort, waaronder de dramatische
monoloog voor sopraan en orkest Aveux de Phèdre en het symfonische gedicht Elverhöi.
Een groot architect van symfonische reuzenkastelen à la Mahler was Wagenaar niet, maar de de
villaatjes die hij ontwierp zijn er zeker niet minder smaakvol of gastvrij om. Zijn muziek is zelden
tragisch; optimisme overheerst, maar dat is dan ook zo smaakvol en opbeurend dat het helemaal niet
stoort. Weemoedig laat hij de hobo klagen in het Larghetto voor hobo en orkest, en de
Sinfonietta uit 1918 combineert bespiegeling met een lustvolle afsluiting, waarin een melodiek
in de trant van Piet Hein een onhollandse allure krijgt. De malse klankgeving van het Radio Symfonie
Orkest maakt het feest compleet.
© Frits van der Waa 2008