de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 29 mei 2008 (pagina 17)
Verrassende 'Zauberflöte' met poppenspelers en diepere lagen
Onverkorte versie. Wat ter redactie is verdwenen is blauw
Die Zauberflöte van Mozart, door de Nationale Reisopera. 25 mei, Schouwburg, Almere. Tournee
t/m 28/6. Radio 4: 21/6, 19.00 uur. www.reisopera.nl.
Dat Mozarts Die Zauberflöte een opera met een dubbele bodem is, is al meer dan tweehonderd
jaar bekend en al even zolang een gegeven waarover regisseurs zich al dan niet met succes het hoofd
breken.
Mozarts allerlaatste opera is ogenschijnlijk een wat naïef sprookje, maar herbergt tegelijkertijd
allerlei verwijzingen naar de initiatierituelen van de Vrijmetselaars, een genootschap waarvan Mozart
de laatste zeven jaar van zijn leven deel uitmaakte.
Koren op de molen van het regisseurskoppel Gerrit Timmers en Mirjam Koen, dat zich van de Nationale
Reisopera over Mozarts Singspiel mocht buigen. Het tweetal, beiden artistiek leider bij het
Onafhankelijk Toneel, maakt al jaren furore met hun even fraaie als intelligente opera-ensceneringen.
Ook hun nieuwe Zauberflöte streelt het oog en spitst de zinnen maar maakt toch de
beleden pretentie om beide zijden van de medaille te belichten niet helemaal waar.
Een opvallend, zo niet dominant kenmerk van hun vormgeving is de toevoeging van een extra laag. De
zangers bewegen zich in een nagenoeg lege toneelruimte, en hun handelingen worden nagespeeld (maar soms
juist niet exact) door drie poppenspelers, die zich met miniatuurdecors en al in de
marges van de toneelruimte ophouden. Op een videoscherm worden de kleine poppetjes levensgroot
gemaakt.
Dat is aanvankelijk verbluffend, bijna steeds verrassend, maar tegelijkertijd vermoeiend, louter door
de overdaad aan informatie zeker als men ook nog de boventiteling in de gaten wil houden. Slim
is het zeker de poppenkast laat bijvoorbeeld al meteen zien hoe drie redekavelende dames elkaar
veel liever de hersens zouden inslaan, maar maakt ook interessantere subteksten mogelijk. Zo wordt de
prins annex kandidaatmetselaar in het poppenspel ondervraagd door de dood, en krijgen
de water- en vuurproeven aan het slot een uitwerking die alleen maar op deze manier gevisualiseerd
kan worden.
Prettig is ook dat de gesproken passages die bij het genre van het Singspiel horen, door de extra
component niet meer werken als hinderlijke onderbreking van de muziek.
Veellagig is de voorstelling dus wel, maar bij de poppetjes overheerst per saldo de Jan-Klaassentoon,
en die komt, hoe kostelijk ook, de diepgang niet ten goede. Je zou bijna uit het oog verliezen hoe
goed er onder het videoscherm wordt gespeeld en gezongen, en hoe prima het er ook daar uitziet. Iets
zwakker is het Gelders Orkest, dat wel een mooie kleurrijke ondersteuning levert, maar
er onder dirigent Andreas Stoehr niet altijd in slaagt de boel bij elkaar te houden. Maar de vocale cast is om door een ringetje te halen.
Voorop staan drie Nederlanders: de pronte tenor Marcel Reijans als Tamino, met naast zich Johannette
Zomer, een geboren Pamina, en Peter Bording, een niet alleen maar vermakelijke Papageno. De Russische
bas Dimitri Ivasjtsjenko verleent de priesterrol van Sarastro zowel waardigheid als diepte, met
kracht gesteund door het koor van mannenbroeders.
Dit zijn geen poppetjes. Ze spelen naturel en plaatsen van tijd tot tijd doeltreffende accenten
waarmee Koen en Timmers zich in elk geval bewijzen als rastheatermakers.
© Frits van der Waa 2008