Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 21 augustus 2008 (pagina K22)

Indrukwekkend bewijs van talent

Jan Rokus van Roosendael: Static Motion. Diverse uitvoerenden. Attacca. (2 cd's).

'Ik blijf gewoon doorgaan zoals ik bezig ben. Ik ben ervan overtuigd dat ik op latere leeftijd boven kom met iets waarin alles geïntegreerd is', zei componist Jan Rokus van Roosendael in 1985. Hij was toen 25 jaar oud, en het bereiken van die latere leeftijd is hem nauwelijks beschoren geweest, want hij overleed in februari 2005.

Van Roosendael mag kritisch tegenover zijn eigen scheppingen hebben gestaan, zo kritisch zelfs dat hij halverwege de jaren negentig het muzikale roer flink heeft omgegooid, toch maken de stukken die hij heeft nagelaten een alleszins 'geïntegreerde' indruk. Dat is te horen op de dubbel-cd die Attacca aan zijn werk heeft gewijd. De negen stukken, allemaal afkomstig uit de archieven van de verschillende omroepen, en daarmee wat wisselend van uitvoering, ontspannen een periode van twintig jaar en bieden een compleet portret van de eigengereide zoeker die Van Roosendael was.

Het eerste stuk op de cd, het orkestwerk Tala uit 1987, levert meteen een indrukwekkend bewijs van zijn talent, en vooral van zijn vermogen om verschillende ideeën onder te brengen in één grote vorm. Het stuk opent met grote golfslagen van gongs en ander metaalwerk, vervolgt met een geëxalteerde wemeling van melodieën die gecomponeerd had kunnen zijn door zijn veel oudere collega Matthijs Vermeulen, roept dan ook nog eens Stravinsky-echootjes op, en brengt dat alles onder in een grote, bijna 20 minuten durende processie-muziek.

Het onderliggende, pulserende raamwerk van tromslagen verraadt waar Van Roosendaal zijn principes aan ontleende: aan de ritmische processen van de Oosterse muziek. Maar zijn streven naar spiritualiteit was allerminst zweverig. De economie waarmee hij met dikwijls beperkt materiaal het onderste uit de kan haalde, heeft niets te maken met de lijntrekkerij van neuzelaars als Kantsjeli en Tavener. De speelse, geconcentreerde lading van Echos uit 1994 wijst vooruit naar de verknoopte contrapuntiek van zijn latere werken waarin hij teruggreep op de technieken die in zwang waren in de 16de eeuw.

Waar zijn Psalm 139, met zijn tegen elkaar in druisende koorklanken, nog neorenaissancistisch genoemd kan worden, is in het eveneens voor koor gecomponeerde The Beatitudes het voorvoegsel 'neo' nauwelijks meer van toepassing. Het lijkt erop dat Van Roosendael in deze laatste weken veel van zijn eigen persoonlijkheid heeft ingeleverd. Maar zoals hij in 1985 al zei: 'Je leert sneller als je geen persoonlijkheid bent.' Dat nieuwe leerproces heeft hij jammer genoeg niet kunnen afmaken.

Werken van Luca Francesconi. Xenakis Ensemble o.l.v. Diego Masson. BVHaast.

Van Luca Francesconi, de in 1956 geboren Italiaan en leerling van Berio, die in de jaren tachtig en negentig furore maakte in het Nederlandse moderne-muziekcircuit, is de laatste jaren niet veel meer vernomen. Hij doceert tegenwoordig in Zweden, misschien heeft dat er mee te maken. Het zou ook kunnen dat zijn streven om los te komen van zijn voorgangers de briljantheid die hij als epigoon aan de dag legde niet volledig evenaart.

Ook rond het Xenakis Ensemble, een enthousiast pleitbezorger van Francesconi's werk en de spil van het inmiddels legendarische Festival Nieuwe Muziek Zeeland, is het de laatste jaren erg stil geworden. BVHaast roept met een vijf werken tellende Francesconi-cd aan de hand van archiefopnamen die oude glorie weer op. IJzervreters als pianist Geoffrey Douglas Madge en celliste Frances-Marie Uitti spelen hoofdrollen in de concertante stukken van Francesconi, waarin een macrostructuur met een grote stuwkracht ingekleurd wordt met een microstructuur vol scintillerende klanken. Toch is het enige stuk zonder hoofdrolspeler, Da Capo voor negen instrumenten, met zijn kwistige en toch bijna voortdurend eenstemmige melodiek, het beste stuk van de plaat.


© Frits van der Waa 2008