de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 2 oktober 2008
Langgerekte plateauklanken
Eggert, Matthews, Verbey en Glanert. Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Markus Stenz. RCO live.
Het springt niet zeer in het oog, maar het venerabele Koninklijk Concertgebouworkest stopt behoorlijk wat
eigentijdse muziek in zijn programma's, en zet van tijd tot tijd ook componisten aan het werk.
Drie daaruit voortgekomen opdrachtwerken, plus een oorspronkelijk voor de BBC geschreven compositie, zijn
nu uitgebracht op het eigen live-label van het orkest, in een nieuwe reeks die Horizon heet. De markt
voor dergelijke cd's is nu eenmaal erg bescheiden, dus deze release kan gezien worden als een signaal
dat nieuwe muziek er in de visie van het KCO wel degelijk toe doet. Het orkest haalt er telkens
dezelfde specialist bij, de Duitse dirigent Markus Stenz.
Het verstrekken van een compositie-opdracht blijft per definitie een schot in het duister. Je moet
maar afwachten hoe het uitvalt. Toch zijn de hier verzamelde componisten geen kleine jongens: de
Nederlander Theo Verbey, wiens naam alleen binnenin het boekje correct gespeld wordt, leverde een werk
met de titel LIED waarin solist Jörgen van Rijen de vocale kwaliteiten van de trombone mag
exploreren. Verbeys grammatica is bekend: het vierdelige stuk heeft een organisch verloop en de vloeiende,
vanzelfsprekende lijnen van de trombone wijken alleen in een korte cadens voor quasi-moeizaam gerasp.
De Engelsman Colin Matthews laat in Turning Point een razende machinerie geleidelijk oplossen
in diffuse wemelingen die na een minuut of tien omslaan in langgerekte plateauklanken.
Matthews heeft in
elk geval een eigen geluid, wat je van de twee Duitse componisten op de cd niet kunt zeggen. Moritz
Eggert, een kruisbestuiver tussen jazz en hedendaagse gecomponeerde muziek, zet de luisteraar in
Number 9 VI: a bigger splash in een polystilistische achtbaan die virtuoos hoekjes omslaat, maar
niets beklijvends teweegbrengt. Collega Detlev Glanert doet in zijn Theatrum Bestiarum een paar
heel aardige dingen met het orgel, maar blijkt op den duur al te schatplichtig aan Stravinsky.
Stravinsky. Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Mariss Jansons. RCO live.
Er moeten al honderden opnamen van Stravinsky's hitcomposities De vuurvogel en Le sacre du
printemps bestaan, maar het Concertgebouworkest en zijn chef Mariss Jansons vonden blijkbaar dat er
nog wel eentje bij kan. Jansons interpretatie van De Vuurvogel, vol ingehouden, onder de
oppervlakte smeulende gloeiende sintels, rechtvaardigt die mening. De Sacre is en blijft
meesterlijk, en de vertolking kan met een equipe als deze alleen maar uitstekend zijn. Toch is er,
afgezien van een kleuraccentje hier of daar, weinig dat haar onderscheidt van andere uitstekende
vertolkingen.
Dvorák. Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. Yakov Kreizberg. PentaTone.
De Zesde Symfonie van Dvorák hoor je niet vaak, en bij beluistering van de uitvoering door
het Nederlands Philharmonisch Orkest onder Yakov Kreizberg hoor je al snel waarom dat zo is. De muziek
bevat te weinig oorspronkelijke gedachten en gaat daar ook nog eens te lang op door. Het opvullertje
Vodnik (de watertrol) is verreweg het leukste stuk van de plaat, maar ondanks de inspanningen
van de doortastende Kreizberg en de zijnen hamert de componist ook hier te veel op hetzelfde aambeeld.
© Frits van der Waa 2008