de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 13 november 2008 (pagina K18)
Extase met hese liefdesviool
Janácek: Strijkkwartetten. Quatuor Diotima en Garth Knox. Alpha.
Leos Janácek was al over de zestig toen hij verliefd werd op een getrouwde vrouw van bijna
veertig jaar jonger. Daar kun je je vrolijk om maken, maar aan die passie hebben we wel een groot
deel van Janáceks beste werken te danken, zoals zijn twee strijkkwartetten. De opname die
het Franse Quatuor Diotima daarvan heeft gemaakt is gebaseerd op de nieuwe editie van Bärenreiter,
die wat betreft het tweede kwartet (Intieme brieven) tot vele andere inzichten heeft geleid.
Als extraatje heeft het kwartet een tweede opname van het stuk toegevoegd, waarin de altviool is
vervangen door de viola d'amore, een weinig courant strijkinstrument met veertien snaren, waarvan de
helft niet aangestreken wordt maar alleen mee resoneert. Dat was namelijk het instrument dat
Janácek bij het componeren van zijn kwartet in gedachten had. Uiteindelijk verving hij de
'liefdesviool' door een altviool, omdat er balansproblemen optraden. Die zullen ook wel te maken hebben
gehad met het feit dat een doorsnee-altviolist niet meteen uit de voeten kan met een viola d'amore.
Het Quatuor Diotima heeft met Garth Knox een echte amore-specialist ingeschakeld die opgewassen is
tegen Janáceks eisen. Het onderscheid is niet groot, maar in de solistische passages toch wel
waarneembaar: de viola d'amore is iets heser dan de alt, en wekt door de sympathische snaren
soms de indruk dat er twee instrumenten klinken. Belangrijker is dat deze uitvoeringen uitblinken
door perfectie en gepassioneerdheid. De vier strijkers bewandelen alle registers tussen messcherp en
verdroomd, en bereiken daarmee de toppen van extase en tederheid die Janácek hier nastreefde.
Schumann. Vioolsonates. Carolin Widmann en Dénes Várjon. ECM.
De toelichter van de nieuwe ECM-cd met Schumanns drie vioolsonates wil dat de uitvoerders 'in dit
late werk' Schumanns 'verstoorde geestesgesteldheid' aan het licht brengen zonder haar op de voorgrond
te zetten. Laat dan maar zitten, zou je zo denken, vooral wanneer de uitvoeringen zo exemplarisch
zijn als die van violiste Carolin Widmann en pianist Dénes Várjon. Alle aspecten komen aan bod:
Widmann legt een grote emotionele reikwijdte in haar spel, en Várjon is een meester in het
uitlichten van hoofdlijnen en het opklaren van het bij Schumann al gauw zo verstikkende vulwerk.
Alkan en Chopin: cellosonates. Job ter Haar en Vaughan Schlepp. Quintone.
Charles-Valentin Alkan was drie jaar jonger dan Chopin, maar leefde veel langer. Hij was evenals
zijn collega een groot pianovirtuoos. In de uitvoering die Job ter Haar en Vaughan Schlepp geven
van zijn cellosonate uit 1857 verwijst de drukke pianopartij, uitgevoerd op een authentieke Erard,
de klank van de cello af en toe naar de achtergrond. Dat heeft ook te maken met de benadering van
Ter Haar, die opteert voor een slanke, bijna vibratoloze, maar niettemin historisch verantwoorde
cellotoon. In de cellosonate van Chopin is de balans beter, vooral wanneer de cellist in een cadens-achtige passage opeens het achterste van zijn tong laat zien.
Beethoven: Symfonie no. 2 en Kwintet op 16. Van Swieten Society. Quintone.
Beethoven-bewerkingen van Beethoven zelf, daar mag je niet neerbuigend over doen, en vooral de
klankperspectieven van de Tweede Symfonie in pianotriobezetting zijn verrassend. De Van Swieten
Society speelt flamboyant, maar de violen hebben een ietwat eenzijdige scherpte, en het fortepianospel
van Bart van Oort is in de rappe delen niet altijd evenwichtig.
© Frits van der Waa 2008