de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 1 december 2008 (pagina 11)
In de derde akte slaat de desintegratie toe
Die Fledermaus van Johann Strauss, door De Nederlandse Opera o.l.v. Johannes Schaaf en Friedrich
Haider. 29 november, Muziektheater, Amsterdam. Herh: t/m/ 28/12.
Er is veel toegeeflijkheid nodig om in Die Fledermaus zoals hij nu gespeeld wordt bij De
Nederlandse Opera te begrijpen waarom sommigen het werk beschouwen als 'de beste operette aller tijden'.
Het kost ook moeite om te snappen waarom deze enscenering van Johannes Schaaf voor de zoveelste keer
hernomen is.
Toen toenmalig intendant Jan van Vlijmen in 1986 aankondigde dat het Holland Festival geopend zou worden
met Die Fledermaus van Johann Strauss, bracht dat een schok teweeg bij operaminnend Nederland. Men
was immers geneigd met dedain neer te kijken op het genre van de operette, dat destijds nog met een
standaarduitrusting van ballonnen en serpentines werd uitgevent door de Hoofdstad Operette. De
voorstelling werd desondanks een zo groot succes dat ze verschillende keren hernomen is. Daarmee is het
een van de oude paradepaarden van DNO, samen met Dario Fo's nog altijd uitstekend houdbare enscenering
van Rossini's Barbier.
Zelfs als je er rekening mee houdt dat ernst wel het laatste is wat je van een operette mag verwachten, is
de onzin in Die Fledermaus toch erg dik gezaaid. Het gaat over een zekere meneer Eisenstein die
buiten weten van zijn vrouw naar een groot feest gaat, terwijl hij eigenlijk een korte gevangenisstraf
moet uitzitten. De minnaar van zijn vrouw wordt in zijn plaats opgepakt. Op het feest blijken zowel het
kamermeisje als de echtgenote van Eisenstein in vermomming aanwezig, wat zo bedisseld is door ene Falke,
die wraak wil nemen omdat Eisenstein hem ooit een lelijke streek heeft geleverd. Na het bal volgt een
scène in de gevangenis waar alles miraculeus op zijn pootjes terechtkomt. De champagne krijgt van
alles de schuld.
Het pijnlijke is dat aan de enscenering van Schaaf, die ook deze reprise heeft geleid, niets geestigs
te bekennen is, en dat de voorstelling bovendien gaandeweg in stukken en brokken uiteenvalt. In het eerste
bedrijf is nog sprake van een klucht, zij het een flauwe, waarin veel heen en weer wordt gelopen in een
fraai opengewerkt herenhuis. Die komische scènes worden afgewisseld met lustig gezang, dat door
dirigent Friedrich Haider en het Nederlands Philharmonisch Orkest met veel zwier op de been wordt
gehouden. De minnaar (Kurt Streit) en de echtgenote (Brigitte Hahn) hebben fraaie stemmen, en het
kamermeisje (Valentina Farcas) gilt in de gesproken gedeeltes weliswaar afschuwelijk, maar is in haar
gezongen bijdragen allercharmantst.
In het tweede bedrijf maakt de onschuldige soapsetting plaats voor iets wat nog het meest lijkt op een
avondvullende campagne tegen overdadig alcoholgebruik en comadrinken in het bijzonder. De arme Eisenstein
(een aandoenlijke Albert Bonnema) wordt door zijn gastheer Orlofsky (goed gezongen door Maria Ricarda
Wesseling) gedwongen een fles wodka te legen. In de gesproken scènes worden alle talen door elkaar
gehusseld, wat heel even grappig is, maar al gauw gaat aandoen als een geforceerd trucje. In de derde
akte slaat de fatale desintegratie toe, wanneer Paul Haenen voor dronken cipier mag spelen, en Strauss
moet wijken voor dominee Gremdaat. Die zorgt met een mop over Obama en Balkenende intussen wel voor de
enige geslaagde grap van de voorstelling. Want bij de loshangende hemden en afgezakte bretels waarin het
feestgezelschap verschijnt gaat het in de meest letterlijke zin om onderbroekenlol, zelfs als je er
rekening mee houdt dat de makers van de operette de Weense nouveaux riches belachelijk wilden maken.
De muziek van Strauss is intussen kostelijk. Er passeren leuke liedjes, er is een mooi balletje, er zijn
rake typeringen, maar dat alles is erg dun uitgesmeerd. De vraag dringt zich op wat de voorstelling in
1987 zo bekoorlijk maakte de directie van Nikolaus Harnoncourt misschien, of de toen nog frappant
nieuwe omloop om de orkestbak? en of nu, 21 jaar later, een benadering met confetti en ballonnen
toch niet vruchtbaarder is.
© Frits van der Waa 2008