de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 11 juli 2009
Maarschalkerweerdorgel laat de zaal dreunen
Orgelrecital door Leo van Doeselaar. 8 juli, Concertgebouw, Amsterdam.
Stemmig strijklicht gaf het Maarschalkerweerdorgel in het Concertgebouw de aanschijn van een
Efteling-attractie. Om de aantrekkingskracht nog te vergroten was ter rechterzijde een videoscherm
geplaatst waarop de verrichtingen van Leo van Doeselaar, de vaste bespeler van het orgel, te volgen waren.
Zo heel dikwijls is het instrument niet te horen, en wat dat betreft is het goed dat in de
Robeco-zomerconcerten elk jaar een orgelrecital is opgenomen, in weerwil van de onvermijdelijk
tegenvallende bezoekcijfers. Vaste prik is ook Saint-Saëns' Orgelsymfonie, die dit jaar op
15 juli wordt uitgevoerd door Benjamin Righetti.
Van Doeselaar had een aardig programma samengesteld, waarin uiterst diverse muziek bijeengehouden
werd door het thema 'orgeldans'. De organist liet zijn eigen voeten niet onbetuigd door op en neer te
schieten langs de trap naar het podium en vervolgens in een paar oude renaissance-dansjes percussief
pedaalspel ten beste te geven dat de zaal deed dreunen.
Met zijn scherpe neus voor onorthodox repertoire had Van Doeselaar een Bachbewerking van de Duitse
organist Wilhelm Middelschulte opgedolven, waarin de omvangrijke Ciaccona uit de tweede
vioolpartita is opgesierd met romantisch gesausde tegenstemmen. Ook Cornelis Bute, Eugène Gigout en
Guy Bovet horen tot de categorie van onbekende kleinmeesters die leuk uit de hoek kunnen komen. Dat gold
vooral voor Bovet, die in zijn uitbundige Salamanca uit 1986 het orgel trommelklanken laat nadoen.
Even bondig waren Van Doeselaars eigen bewerkingen van Bartóks Roemeense Volksdansen,
oorspronkelijk vrij simpele pianomuziek die goed gedijt bij de hier toegepaste bonte registercombinaties.
Het omvangrijkste werk van het recital, Trois Danses van Jehan Alain, heeft een langzaam middendeel
dat een rouwzang is voor de jonggestorven zuster van de componist, wat echter onvoldoende vergoelijking
vormt voor de weeïge langdradigheid van de muziek. De grillige Tanztoccata van Anton Heiller,
een betrekkelijk modern stuk, bood kort maar krachtig tegenwicht.
© Frits van der Waa 2009