de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 10 september 2009
De derde acte is overrompelend
Semele, van Händel. 8/9, Muntschouwburg, Brussel. Herh. t/m/ 29/09.
Het is al jaren gebruikelijk dat gerenommeerde beeldende kunstenaars meewerken aan
opera-opvoeringen, maar in het algemeen beperkt hun bijdrage zich tot de decors. De Brusselse Munt
heeft echter de complete regie van een opera in handen gelegd van de in 1965 geboren Chinese kunstenaar
Zhang Huan. Op het eerste gezicht is het een drieste onderneming om Händels opera Semele uit
1743 te koppelen aan iemand die naam heeft gemaakt met performances waarin hij zijn lichaam
onderwierp aan minder aangename beproevingen.
De Munt pakt het niet klein aan: op het plein voor de schouwburg staat een reusachtige sculptuur van
Zhang, Three Legged Buddha, waaronder in de pauze van de opera de Mongoolse zangeres Aruhan
met gezelschap optreedt. En op het podium zelf staat een 450 jaar oude Chinese Ming-tempel, die Zhang
een paar jaar geleden heeft aangekocht.
Dat ziet er mooi uit, net als de Chinees getinte kostuums, het koor van monniken en de luidklok die
naar beneden komt zakken. Toch botert het aanvankelijk niet echt tussen Oost en West. Het verhaal van
Semele, afkomstig uit de Griekse mythologie, gaat zoals wel vaker over een affaire tussen oppergod
Jupiter en een sterfelijk meisje, waarbij zijn jaloerse echtgenote Juno roet in het eten gooit. Zhang
verbindt dit gegeven met de geschiedenis van de boerenfamilie die in de jaren '90 in het tempeltje woonde,
en waarin ontrouw en argwaan evenzeer tot een fatale afloop leidden. Maar die parallel komt niet echt
over.
Daar komt bij dat de eerste akte van de opera in dramaturgisch noch muzikaal opzicht weinig verrassend
is. De bijdrage van countertenor David Hansen als Semeles officiële verloofde Athamas is zelfs aan
de zwakke kant. De op zichzelf geweldige zang van een Mongoolse dame die aan het eind van het bedrijf
vanuit de zaal opkomt contrasteert vreemd met de gloedvolle barokklanken die het orkest Les Talens
Lyriques onder Christophe Rousset laat horen. Het tont in elk geval aan dat Zhang niet benauwd is om
klinkende Fremdkörper toe te voegen.
Maar wanneer in het tweede bedrijf Juno en Jupiter hun intree doen wordt het ineens menens, en gaat de
regie werken zonder dat je hoeft te weten dat wit in China de kleur van de dood is, of dat de
naakte voet er werd beschouwd als het meest erotische deel van een vrouwenlichaam. Opeens staat het eerst
zo kale gebouwtje vol met bamboestengels, en blijkt het herschapen in een liefdestempel vol vrijende
paartjes. Zhang doet daar ten overvloede een swaffelend paard bij. Over de komische kracht daarvan valt
te twisten, maar niet over de effectiviteit van de beelden, of over de sensuele kwaliteit van Händels
muziek. Ning Liang is in de dubbelrol van Juno/Ino vocaal niet altijd even sterk op dreef, maar Jupiter
(Jeremy Ovenden) is jeugdig en zoetgevooisd, en sopraan Ying Huang stijgt als Semele naarmate de
voorstelling vordert tot grote hoogten.
Wat Zhang en Händel in de derde akte uit de kast trekken is overrompelend. Een somnolente aria
voor een slaapgod, met een langzaam overeindkomende opblaasreus als alter ego. Een spiegel-aria voor
Semele, vol muzikale verdubbelingen en een dito toneelbeeld. Omineus vlammende hartstochten, met
verbijsterend uithoudingsvermogen en krachtige lichaamstaal uitgezongen door Huang, gevolgd door een
sterftafereel dat juist weer overtuigt door een grote mate van onthechting.
Dat Zhang in overleg met Rousset besloten heeft om de kunstmatige goede afloop van de opera te schrappen
is, hoewel niet erg gebruikelijk, in het licht van deze enscenering volstrekt verdedigbaar.
© Frits van der Waa 2009