Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 22 maart 2010

Opgeklopt orkestgeweld hindert solide stersopraan

Caterina Cornaro, van Donizetti, door de Radio Kamer Filharmonie en Groot Omroepkoor o.l.v. David Parry. 20 maart, Concertgebouw, Amsterdam. Radio 4: 23/3, 20.00 uur.

Het ging niet om Donizetti, niet om de Radio Kamer Filharmonie, en niet om dirigent David Parry. Nee, de orkaan van ovaties die na afloop van de ZaterdagMatinee opstak, gold sopraan Nelly Miricioiù, de Roemeense stersopraan die al meer dan vijfentwintig jaar de vocale troefkaart van de Matineeconcerten is.

Miricioiù zong de titelrol in Caterina Cornaro, een van de laatste en minder bekende opera's van Gaetano Donizetti. Het werk is gebaseerd op de geschiedenis van een Venetiaanse dame van adellijke komaf die werd uitgehuwelijkt aan de koning van Cyprus. Daarover was in de 16de eeuw heel wat gekrakeel, wat ook in de opera goed te horen is. Donizetti's librettist heeft er nog een vergeefse liefde met de edelman Gerardo bij gefantaseerd, wat anders dan gewoonlijk in dit soort drama's heel harmonieus uitpakt. Die Gerardo (tenor Dario Schmunck) en koning Lusignano, gezongen door Nicola Alaimo, blijken het namelijk heel goed met elkaar te kunnen vinden. De ware boosdoener in dit verhaal is de intrigerende gezant Mocenigo (Mirco Palazzi).

Hoewel het persoonlijke en het politieke mooi in evenwicht zijn in dit verhaal, stijgt Caterina in dramatisch opzicht niet werkelijk uit boven de doorsnee-opera uit de eerste helft van de 19de eeuw, en is daarmee geknipt voor de Matineeformule. Caterina Cornaro beleefde meer dan anderhalve eeuw na zijn ontstaan de allereerste uitvoering in Nederland.

De vertolking van Miricioiù moet het meer hebben van kracht dan van klankschoonheid, en meer van expressie dan van zuivere noten, maar ze staat voor wat ze doet, de ankerpunten zijn solide, en bij het Matineepubliek kan de diva bovendien niet één, maar wel tien potjes breken. Tenor Schmunck weerde zich kranig, en Alaimo, een nog maar 32-jarige bariton met pavarottiaans postuur, beschikt over een zeldzame combinatie van kracht en zoetgevooisdheid.

De weinig fijngevoelige Britse stokvoerder David Parry vergeet helaas telkens weer dat het orkest een begeleidende taak heeft, en dat je met een partituur die voor de orkestbak is gecomponeerd op een concertpodium behoedzamer te werk hoort te gaan. De uitroep 'Wat een rumoer, wat een verschrikking', die Miricioiù in het laatste bedrijf slaakt, is dan ook meer dan eens van toepassing op het opgeklopte geweld dat koor en orkest ontplooien, wat zo ver gaat dat de zangers soms zinnen lang totaal onhoorbaar zijn. Desondanks valt er veel te genieten aan de gondelliederen, de kanonslagen, het krijgstumult, de devotie en natuurlijk aan de weelderige belcanto-fiorituren waarmee Donizetti ook deze opera heeft opgetuigd.


© Frits van der Waa 2010