Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 24 juni 2010

Hoge dosis tsjingboem

Dvorák: Symfonie nr. 7 en Suite. Budapest Festival Orchestra o.l.v. Iván Fischer. Channel Classics.
Dvorák: Symfonie 8 & 9. Budapest Festival Orchestra o.l.v. Iván Fischer. Channel Classics.

De Tsjech Antonín Dvorák bungelt er altijd een beetje bij in het pantheon van de grote Romantische componisten. Dat komt waarschijnlijk doordat hij iets te laat geboren is: in de tijd dat hij ook buiten zijn eigen land beroemd werd, zo vanaf 1880, was de romantiek op zijn zinderende hoogtepunt en hadden veel componisten en critici meer op met het breed uitsmeren van emoties, autobiografische elementen en imposante orkestratiekunst dan met het componeren van een goede deun – en dat was, wat je verder ook van zijn werk mag vinden, een van Dvoráks grote kwaliteiten.

Dirigent Iván Fischer, geen Tsjech, maar een Hongaar, breekt graag een lans voor het werk van Dvorák. Bij Channel verscheen zijn interpretatie van de Zevende Symfonie, hier gecombineerd met de Suite in A. Het is een uitvoering waarvan zowel diepgang als behaaglijkheid uitgaat, zij het zelden tegelijkertijd. Fischers behandeling van het tempo is opvallend soepel, maar hij zet er bij het orkest meer dan eens erg veel druk achter. In de Suite slaat de dosis tsjingboem bij vlagen ook om in een zekere stamperigheid.

Simultaan met deze release heeft Channel Fischers oude Decca-opname van Dvoráks Achtste en Negende Symfonie in een nieuw jasje gestoken. Terecht, want dat zijn puntgave uitvoeringen, en ook de muziek heeft beslist een streepje voor op Dvoráks eerdere werk.

Dvorák: strijkkwartetten. Emerson String Quartet. DG (3 cd's).

Old World – New World staat er met grote letters op het boxje met Dvoráks kamermuziek dat het Emerson Quartet heeft uitgebracht. Dat slaat natuurlijk op de inspiratie die de componist ontleende aan de 'negermuziek' die hij leerde kennen tijdens zijn driejarig verblijf in de States, van 1892-95. Naast de strijkkwartetten 10, 11, 13 en 14 bevat de doos ook de op liederen gebaseerde suite Cypressen en het kwintet in E op. 97.

Vooral in dat laatste werk hoor je hoe Dvorák de blues zingt: het gewaad is Europees, maar in wat eronder zit hoor je sporen van gospels als Ride on King Jesus en This old religion. Dvoráks liefde voor de kamermuziek leidt in deze werken tot een grote bevlogenheid. Dat aspect komt er bij de Emersons wel goed uit, maar naast de vele fijngevoelige en evocatieve momenten zijn er ook passages die worden ontsierd door larmoyant vibrato of een net niet comfortabele samenklank.


© Frits van der Waa 2010