Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 5 augustus 2010

Bitterzoete harmonieën

Schubert: Sonatas D840 en D959. Severin von Eckardstein. Fuga libera.

De muziek van Schubert is niet zo moeilijk te begrijpen, maar ze laat zich niet makkelijk doorgronden. Een van de musici die meer dan menig ander het vermogen bezitten om bloot te leggen wat er schuil kan gaan onder die schijnbaar eenvoudige noten is de 31-jarige pianist Severin von Eckardstein. Op zijn eerste geheel aan Schubert gewijde cd combineert hij de sonate in A D959, een van de drie 'grote' sonates die Schubert in zijn laatste levensjaar schreef, met de onvoltooide sonate in C D840.

Dit tweedelige werk is een mooi torso, met een openingsdeel dat een brede en naar Eckardstein terecht opmerkt bruckneriaanse cadans heeft, wat tegenwicht krijgt in het tweede, wat avontuurlijker andante-deel met bitterzoete harmonieën en een onverwacht fel slot. Maar het is in de grote, zo'n veertig minuten durende Sonate in A dat Von Eckardstein zijn kunnen ten volle kan ontplooien; een grote greep op de muzikale architectuur, een vermogen om melodieeën onafhankelijk leven in te blazen en ze toch organisch en elkaar op te laten gaan, en een behandeling van de klank die maakt dat de akkoorden eerder aandoen als gekleurde timbreblokken dan als gestapelde tonen. Het zijn kwaliteiten die zich loszingen van het feit dat de Steinway voor Schuberts muziek eigenlijk een te nieuwerwets instrument is. Wie goed luistert kan de pianist een heel enkele keer zachtjes horen meezingen.

Schubert: Sonate D959, Ländler D790 en Klavierstücke D946. Stanley Hoogland. Arte dell' Arco.

Welgeteld 188 jaar oud is de Böhm-vleugel die Stanley Hoogland heeft uitgekozen voor zijn Schubert-cd waarop hij de grote Sonate in A D959 aanvult met een aantal kortere werken van de componist. Het is een instrument dat bij stevig in de toetsen grijpen een beetje gaat rinkelen, wat de klank een ietwat gecraqueleerd karakter geeft. Maar Hoogland haalt er een grote variëteit aan tinten uit, en benadrukt daarmee de oorspronkelijkheid van Schuberts muziek. Vooral het tweede deel van de sonate is pure Sturm und Drang anno 1828, en de coda van het slotdeel heeft een bijna stravinskiaanse montagevorm. In de soms ultrakorte Ländler zitten gewaagde akkoordverbindingen, en de Drei Klavierstücke zijn ronduit meeslepend.

Schubert: Strijkkwartetten D173 en D810. Quatuor Mosaiques. Laborie.

Het is al niet eenvoudig om als een van de weinige strijkkwartetten op historische instrumenten te spelen, maar het is nog moeilijker de vele reeds bestaande dikwijls hoogstaande uitvoeringen van andere ensembles te overtreffen – ook al spelen die dan op moderne instrumenten. Dat blijkt wel uit de Schubert-cd van het Quatuor Mosaiques, waarop onder andere het bekende 'Der Tod und das Mädchen'-kwartet is opgenomen. De samenklank is niet altijd rustig en wringt soms een beetje, wat door de niet al te ruim bemeten akoestiek van de opname nog sterker in het oor springt. Het neemt niet weg dat de vier musici een uitstekende prestatie neerzetten en speelvreugde paren aan momenten van grote diep- en geheimzinnigheid.


© Frits van der Waa 2010