Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 6 september 2010

Grillig stuk verpletterend uitgevoerd

De Vuurengel, van Prokofjev, door het Radio Filharmonisch Orkest en Groot Omroepkoor o.l.v. Leif Segerstam. 4 september, Concertgebouw, Amsterdam.

Renata, de vrouwelijke hoofdpersoon van Prokofjevs opera De Vuurengel, heeft veel kronkels in haar hoofd. Met een hedendaagse medische bril op zou je gerust van schizofrenie kunnen spreken – ware het niet dat haar wanen zich ook aan anderen meedelen. Zo krijgt haar tegenspeler Ruprecht het aan de stok met levende skeletten en wordt aan het slot een heel nonnenklooster gegrepen door collectieve hysterie.

Deze stof, afkomstig uit de gelijknamige roman van Valeri Brjoesov, boeide Prokofjev dusdanig dat hij haar in 1919 zonder last of ruggespraak tot een opera uitwerkte die hem niet alleen jaren kostte, maar waarmee hij ook nog eindeloos zou lopen leuren. De Vuurengel beleefde uiteindelijk in 1954, ruim een jaar na de dood van de componist, zijn eerste scenische opvoering, en het is nog steeds geen erg courant stuk.

De VARA-matinee, die intussen de NTR Zaterdagmatinee heet, begon dit weekeinde aan haar vijftigste seizoen, dat in het teken staat van 'muziek en magie'. De Vuurengel vormde een toepasselijke opening, ook al gaat het in deze opera vooral om zwarte kunst en blijkt Prokofjevs muziek het eerder te moeten hebben van vuurkracht dan van tovermacht.

De middelen daarvoor waren ruimschoots voorhanden bij het Radio Filharmonisch Orkest, het Groot Omroepkoor en een formidabele ploeg solisten, van wie de Duitse sopraan Ricarda Merbeth en de Russische bariton Vladimir Bajkov uitblonken als Renata en Ruprecht, en mezzo Carole Wilson, tenor Roman Sadnik en Alexander Vinogradov diverse bijrollen grote luister bijzetten. Dat alles onder leiding van de Fin Leif Segerstam die zijn manschappen in alle bedaardheid tot verpletterende prestaties opzweepte.

Hoewel Prokofjev zich in De Vuurengel als componist een duivelskunstenaar betoont, is het op zijn zachtst gezegd een onevenwichtig stuk. De muziek is grillig en grotesk en klinkt deels of ze puur intuïtief op papier geslingerd is. Hoewel er van tijd tot tijd verbazende klankmengsels passeren, wil het met de karaktertekening en de emotionele diepgang van de personages niet echt vlotten.

Vreemder nog is dat de vierde van de vijf aktes, waarin plotsklaps Faust en Mefisto ten tonele worden gevoerd, zo'n rare stijlbreuk oplevert dat het lijkt of we opeens in een andere opera zijn beland. De lichtere toon biedt een welkome afwisseling op het auditieve bombardement dat daarna met kracht wordt hervat, zodat de ongewone tournure waarmee Prokofjev de slotclimax afsluit vooral opluchting teweegbrengt.


© Frits van der Waa 2010