de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 12 oktober 2010
Pianodiva verleidt haar publiek in reis langs Beethoven en Schumann
Beethoven en Schumann, door Mitsuko Uchida. 10 oktober, Concertgebouw, Amsterdam.
Weinig musici hebben de gave hun publiek het gevoel te geven dat ze in twee uur tijd een lange reis hebben gemaakt door vreemde maar ook vertrouwde streken voerde. Mitsuko Uchida is zo'n muzikant. Ze deed zondag het Amsterdamse Concertgebouw aan, waar ze de bezoekers van de Meesterpianistenserie tot ademloze aandacht en uitbundige ovaties bewoog.
Ze is intussen 61, maar dartelt nog als een jong meisje de roodbeloperde trap op en af. Haar spel is dat van een gerijpt musicus, die desondanks een open oor heeft voor alles wat er nog in de muziek verscholen ligt. Het enige moment waarop er een zweem van routine door Uchida's spel schemerde was het slotdeel van Beethovens Mondschein-sonate, dat gestalte kreeg als een grote maalstroom waarin de poëzie het tijdelijk moest afleggen tegen de rauwe energie.
Op dat moment was Uchida nog niet eens halverwege. Al in de eerste minuut van het impromptu-deel van Beethovens sonate nr. 27 op. 90, legde ze verbazende contrasten en tintwisselingen bloot, die reikten van steenachtige klanken tot innige intimiteiten. In het tweede deel werden zangerige legato-melodieën voortbewogen door gestaag zoevende akkoorden onder de muzikale motorkap. Nog meer raffinement klonk door in het welhaast hypnotische openingsdeel van de Mondschein-sonate, waarin ze juist door terughoudendheid iedere nuance des te meer betekenis gaf.
Gesänge der Frühe, een laat werk van Schumann, is een mysterieus werk, waarin uit sobere stemmen van tijd tot tijd dansante passages losbreken. Uchida leek zich vooral door haar intuïtie te laten leiden, en maakte het stemmenweefsel hier en daar zo diffuus dan het neigde naar floersigheid. Het was de opmaat voor Schumanns Davidsbündlertänze, waarvan haar vertolking vorige maand op cd is uitgebracht. Hoewel de componist in de achttien deeltjes de muziek nogal eens behangt met grote kluwens gebroken akkoorden en guirlandes, ontwart Uchida al die draden op kundige wijze en weet tegelijkertijd de complexiteit bloot te leggen van dat wat eenvoudig lijkt.
Met twee toegiften bracht Uchida haar gehoor veilig thuis, en liet in het langzame deel uit Chopins Sonate in b horen hoe ze als een schilder omspringt met de pianoklank: nu eens stevig uitgeborsteld, dan weer een druppeltje, een veegje, een toetsje. Meesterlijk.
© Frits van der Waa 2010