de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 28 oktober 2010
Ultrakorte deeltjes, dromerig gebracht
Jean Cras: Les mélodies avec orchestre. Orchestre de Bretagne o.l.v. Claude Schnitzler. Timpani.
Nederland had Jan Slauerhoff, de dichter-scheepsarts, Frankrijk had Jean Cras, de componerende marineofficier. Hij leefde van 1879 tot 1932, was een boezemvriend van componist Henri Duparc, en componeerde tussen het varen door een respectabel oeuvre bij elkaar, waarin vocale en kamermuziek de hoofdmoot vormen. Die informatie komt trouwens niet uit het boekje bij de aan Cras gewijde cd, dat diep ingaat op de muziek, maar niet op de componist.
Cras was een minor composer, maar wel een van het soort dat zich onderscheidt door een eigen fijnzinnigheid. De zangers Philippe Do, Lionel Peintre en Ingrid Perruche leggen die in verschillende gedaanten bloot, gesteund door het Orchestre de Bretagne. Gezien het tijdstip van ontstaan (zo tussen 1910 en 1930) is de muziek niet heel baanbrekend. Toch hebben zelfs de ultrakorte deeltjes van de liedcyclus Fontaines een dromerig en weids karakter, dat het oor meteen meelokt. Het mooiste werk van de cd is het wat breder opgezette l'Offrande lyrique op teksten van Tagore. Curieus zijn ook de Trois Noëls, die onder andere een dialoog bevatten tussen Sint Jozef en een heel ongastvrije herbergier.
Fauré: La bonne chanson. Jasper Schweppe. Arthur Schoonderwoerd e.a. FutureClassics.
De poëzie van Paul Verlaine haalde het beste naar boven in de toch al bijzonder tekstgevoelige ziel van Gabriel Fauré. Dat resulteerde in twee liedcycli en een drietal losse liederen, die nu door bariton Jasper Schweppe en pianist Arthur Schoonderwoerd op de plaat zijn gezet. Met zijn soepele voordracht en zijn lichte, voor Franse muziek geknipte timbre brengt Schweppe de vele nuances van Faurés verklankingen welsprekend over het voetlicht, begeleid door een sensitief bespeelde oude vleugel. De aanvullende harp- en fluitcomposities sluiten mooi aan, maar zijn anders dan de liederen merendeels bijna té bekend.
Bruckner en Rott: strijkkwartetten. Israel String Quartet. Quintone.
Het Nederlandse label Quintone heeft zich ontfermd over het Israel String Quartet en twee componisten met een nog niet volledig uitgebot talent. De een, Anton Bruckner, zou dik zeventig en heel beroemd worden. Zijn Strijkkwartet in c beschouwde hijzelf als een leerstuk. De muziek is aantrekkelijk, maar bevat inderdaad nauwelijks voorafschaduwingen van zijn latere monumentale symfonieën, afgezien van een grote mate van degelijkheid.
De andere componist, Hans Rott, is maar 25 geworden. Hij was een studiegenoot van Mahler en leerling van Bruckner. Zijn vijfdelige strijkkwartet ook in c klein getuigt van indrukwekkende vermogens en groot stilistisch absorptievermogen. Beethoven, Bach en Mendelssohn komen langs, er is zelfs een vleugje Strauss. Vooral in de Finale laat hij horen hoe je als componist met nauwelijks tien noten de musici en de luisteraars alle hoeken van de kamer kunt laten zien. De vier spelers zijn daar goed tegen opgewassen, maar echt zinderen doet hun spel niet.
© Frits van der Waa 2010