Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 25 november 2010

Steve Reich voor op de koptelefoon

Steve Reich: Double sextet/2x5. Eighth Blackbird/Bang On A Can. Nonesuch.

Vorig jaar kreeg Steve Reich de Pulitzer Prize voor zijn Double Sextet. Nu is de Pulitzer-muziekprijs een beetje een verkalkt instituut, en had Reich, 73 intussen, al veel eerder met zo'n prijs bekroond moeten worden, bijvoorbeeld voor zijn multimedia-opera The Cave uit 1994, een indringend onderzoek naar de wortels van de joodse, islamitische en christelijke cultuur op de grens van documentaire, videokunst en muziektheater – maar ach, beter laat dan nooit, en Double Sextet is ontegenzeglijk een sterk stuk van Reich, die er toch al nooit met de pet naar gooit.

Omdat verdubbeling een essentieel kenmerk is van Reichs stijl, kiest hij er gewoonlijk voor om enkelvoudig bezette ensembles tegen een bandopname van zichzelf te laten spelen. Dat gebeurt in beide werken op deze nieuwe cd. Het is echt muziek in stereo, waarvan de twee helften voortdurend in elkaar grijpen, zodat het loont om de muziek per koptelefoon of met een mooie luidsprekeropstelling te beluisteren.

Reich ontvouwt hier zijn bekende pulserende klanktapijten, waarin, als je goed oplet, fantastisch ingenieuze en boeiende patronen schuilgaan, net als in veel traditionele weefkunst. De harmonieën geven de muziek stuwkracht en de ritmes lijken zo mee te tikken, maar zetten je voortdurend op het verkeerde been. Het Double Sextet heeft voor Reichs doen grimmige, wringende samenklanken. Het tegenstuk, 2x5, is geschreven voor het elektrische ensemble Bang On A Can, en biedt een combinatie van hoog overvliegende gitaarklanken en heerlijk knorrende basgitaren. Pop voor de intelligentsia, zeg maar.

Bartók: vioolconcerten. Arabella Steinbacher en Orchestre de la Suisse Romande olv Janowski. PentaTone.

Waarom de Duits/Japanse violiste Arabella Steinbacher besloten heeft om op haar nieuwste cd het Eerste vioolconcert van Bartók vooraf te laten gaan door het Tweede, is niet heel duidelijk. Ze heeft zelf zo te horen meer op met de nog licht romantisch gesausde toontal van het eerste concert, dan met het bezonken en inderdaad ongrijpbaarder modernisme van de ruim dertig jaar later gecomponeerde opvolger. Uitstekende muziek blijft het, met voortdurend evoluerende verhalen, met hemelse, serene doorkijkjes, maar ook met de knars en de bibber van het spookhuis.

Rósza, Bartók en Serly, door Lawrence Power en Bergen Philharmonic Orchestra olv Litton.

De Hongaarse Amerikaan Miklos Rósza (1907-1995) heeft circa honderd Hollywoodfilms van muziek voorzien, maar was als concertcomponist ook geen kleine jongen, getuige zijn Altvioolconcert uit 1984. Het vreemde is alleen dat het klinkt of hij het Tweede altvioolconcert van Bartók heeft willen schrijven, wat hem behoorlijk goed gelukt is. Toch is het echte Bartókconcert, dat postuum voltooid is door Tibor Serly, nog een graadje beter. Altviolist Lawrence Power verdedigt beide stukken met verve. Als hommage aan Serly is diens Rapsodie voor altviool en orkest een adequaat toetje, maar de stijl van dit stuk is naar verhouding van een ontnuchterende onbenulligheid.


© Frits van der Waa 2010