de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 29 november 2010
Ongehoorde expressiviteit van de simpelste toon
Waar is mijn ziel? Monteverdi-madrigalen door Muziektheater Transparant en B'rock o.l.v. Wim Maeseele en Caroline Petrick. 27 november, Muziekgebouw, Amsterdam. Herhaling: Antwerpen (5/12), Zwolle (9/4), Brugge (13/4).
Er zijn muzieksoorten die het niet zo lekker doen in de klassieke concertzaal, omdat ze te kleinschalig en te intiem zijn. Dat geldt voor het lied, en misschien nog wel sterker voor het madrigaal, de kunstvorm die bloeide omstreeks het jaar 1600. Het gaat om korte, meestal meerstemmige muziek met een hoog poëtisch gehalte. Liefde, lijden en overlijden liggen in elkaars verlengde. Vlammende stukjes vuurwerk zijn het, waarvan je er niet zomaar twintig achter elkaar kunt afsteken.
De Belgische regisseur Caroline Petrick en het Gentse ensemble B'Rock hebben voor dit dilemma een fantastische uitweg gevonden met hun geënsceneerd concert, Waar is mijn ziel? Het uitgangspunt is het werk van Claudio Monteverdi, de grootste madrigalist aller tijden. Petrick, die in haar toelichting zorgwekkend proza bezigt, met termen als 'een los-vaste associatieve mogelijkheid tot continuïteitsdenken', weet op het podium met minimale middelen een indrukwekkende balans tussen vorm en muzikale inhoud te realiseren. Ze springt daarbij wel uitermate vrij om met Monteverdi's muziek, die ze als het ware aan een soort collagetechniek onderwerpt.
Petrick heeft niet geaarzeld de lekkerste hapjes eruit te lichten. Zo passeren er meteen ritornellen uit de opera Orfeo, de kop van het befaamde Lamento d'Arianna en diverse andere stukken, die zapsgewijs langskomen. Wat niet wil zeggen dat de voorstelling jachtig is; integendeel, er zijn tussenruimtes en adempauzes, waardoor de muziek ruimte krijgt om te bezinken.
Het curieuze is dat de muziek bijna abstract wordt, omdat de teksten niet werkelijk verstaanbaar zijn, voor niet-Italianen althans. De strekking ervan komt slechts in summiere, op twee schermen getoonde woorden tot uiting. Daarop verschijnen ook foto's van huid, lippen en textiel en beelden van de zangers zelf.
De handelingen die ze uitvoeren, zijn gestileerd en niet verhalend wel in zekere zin dramatisch, zoals het bijna ritueel overhandigen van een glas wijn. Indrukwekkend is een scène waarin twee tenoren geblinddoekt een duet zingen ook weer iets dat tot een verhevigde muzikale concentratie leidt.
Want dat is de hoofdzaak: de vindingrijkheid van Monteverdi in het verzinnen van elkaar omslingerende notenranken, de ongehoorde expressiviteit van de simpelste toon, de zuiverste drieklank en van dissonanten die boven een pauze blijven hangen als een voertuig boven een afgrond.
De zes zangers brengen dat met klinkklaar stemgeluid, loepzuivere intonatie en een door smaak en technisch kunnen gefilterde passie. En het orkestje van B'Rock, geleid door Wim Maeseele, laat horen dat het evenzeer boven de materie staat, in de zwierige losheid waarmee het versieringen en schijnbaar geïmproviseerde elementen aan de muziek toevoegt.
B'Rock, dat zich ook niet onbetuigd laat op het gebied van de hedendaagse muziek, laat hier zien en horen dat er ook binnen de oude muziek geen eind is aan de vernieuwing.
© Frits van der Waa 2010