Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 6 december 2010

De wonderlijke vrouwen van Robert Zuidam

Suster Bertken, opera van Robert Zuidam, door Asko/Schönberg o.l.v. Reinbert de Leeuw. 4 december, Concertgebouw, Amsterdam. Herh.: Utrecht (12/12)

Omstreeks 1456 liet Berta Jacobsdochter zich opsluiten in een speciaal voor haar gemetselde kluis in de wand van de Utrechtse Buurkerk, en bleef daar tot ze 57 jaar later op 87-jarige leeftijd overleed. Het lijkt vrijwel onmogelijk om over zo'n statisch onderwerp een opera te schrijven, maar Robert Zuidam, de componist die gouden handjes paart aan dramatisch ontleedvermogen, heeft het hem weer gelapt.

Zuidam heeft een duidelijke interesse voor vrouwen die een wonderlijke draai aan hun leven geven: zijn opera Freeze ging over miljonairsdochter Patricia Hearst die zich aansloot bij een groep terroristen, terwijl hij zich in Rage d'amours verdiepte in Johanna de Waanzinnige, die jarenlang door Spanje trok met het lichaam van haar overleden echtgenoot.

Zuidam, die gewoonlijk zijn eigen libretti samenstelt, kon voor zijn Suster Bertken, een eenakter van vijf kwartier, putten uit de devote geschriften die de kluizenares heeft nagelaten. De tekst is dan ook gesteld in fraai Oudnederlands en Latijn. Er zijn maar twee personages, Bertken en prior Dirck van Malsen, gezongen door sopraan Katrien Baerts en bariton Hubert Claessens. James Dugan en Leopold Benedict, twee uit Engeland afkomstige koorknapen, zingen de stem van Jezus.

Tijdens de première, verzorgd door Asko/Schönberg en dirigent Reinbert de Leeuw, bleek al snel dat Zuidam zijn vermogen om allerlei stijlen te absorberen meer dan ooit heeft gesublimeerd in muziek die nog altijd veelzijdig is, maar aan kernachtigheid heeft gewonnen. En hij heeft een in Nederland ongeëvenaard gevoel voor het vermogen van de muziek om het mystieke te verklanken. Aanvankelijk wisselt de muziek sterk van karakter, omdat Zuidam de roerige buitenwereld contrasteert met de innerlijke drang tot bezinning van Bertken. Even dramatisch is de entree van Claessens, die tussen het zingen door de tenorsax bespeelt – ietwat anachronistisch, maar Zuidam is er de man niet naar om zo'n dubbeltalent ongebruikt te laten, en het werkt, net als de harde klappen waarmee de prior de op het podium klaarliggende stenen op elkaar stapelt.

Wat dan volgt, aangejaagd door een sobere blokfluit is een onderdompeling in gewijde kalmte waar menig componist van 'spirituele' muziek een puntje aan kan zuigen. Zelfs als hij zich beperkt tot een simpele mineurtoonladder slaagt Zuidam erin tegelijkertijd te bekoren en te verrassen met ongewone klankmengsels en subtiele, als rook vervliegende toonsliertjes.

Na de insluiting volgt een omvangrijk visioen, waarin Bertken zich vereenzelvigt met de zwangere Maria en begint aan een 'Hemelsche Opclimminghe'. Majestueuze parallelle majeurmixturen en klokakkoorden dragen daaraan het hunne bij, en voeren naar een extatische apotheose waarin de jongetjes hun opwachting maken en de snaren het overnemen van de blazers. Hier glorieert Katrien Baerts, een nog jonge Belgische sopraan, ten volle met haar even ongerept als bekoorlijk geluid, dat onmiskenbaar stoelt op een sterke technische basis. Die heeft Baerts het komend weekeind wel nodig, want dan zingt ze naast Suster Bertken ook nog een belangrijke partij in Rage d'amours, die dan in Den Haag twee concertante uitvoeringen beleeft. Intussen is het wachten op een operagezelschap dat Suster Bertken werkelijk op de planken wil brengen – al zal daar een regisseur met veel gevoel voor het bovenaardse aan te pas moeten komen.


© Frits van der Waa 2010