de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 22 januari 2011
Mahlers zevende zoals zij is bedoeld
Webern en Mahler, door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Pierre Boulez.
Muziek van een eeuw oud te beleven zoals ze ooit klonk, toen de inkt nog nat was, is natuurlijk een onmogelijkheid, vooral bij veelgespeelde werken. Een stuk dat je vaak hoort wordt vertrouwd als een veelgedragen jas maar dan wel een jas die voortdurend wordt vermaakt door andere kleermakers. Als er dan een vakman komt die al die toegevoegde lapjes en dichtgestikte naden lostornt, kan dat bevrijdend aanvoelen, bijna of je een nieuwe jas hebt.
Zo ging het donderdag bij het Koninklijk Concertgebouworkest, waar Pierre Boulez Mahlers Zevende Symfonie een grote opknapbeurt gaf, als onderdeel van de twee seizoenen omspannende Mahlerherdenking.
Het nieuwe perspectief kwam al meteen tot stand doordat het werk werd ingeleid met Weberns Sechs Stücke für Orchester. Die compositie stamt uit 1909 en is maar vier jaar jonger dan Mahlers symfonie, maar had nooit en te nimmer in de 19de eeuw kunnen worden gecomponeerd, zelfs al bouwt Webern hier nog voort op de toontaal van de romantiek. Vergeleken met Weberns vaak schuchtere, soms exuberante, maar altijd geserreerde vignetten heeft Mahler het patina van het fin de siècle.
Voor Boulez, de 85-jarige grootmeester en goeroe van de avant-garde, was de muziek van Webern destijds het evangelie. Maar in zijn lange carrière heeft hij zich meer en meer verdiept in het Oude Testament van de Romantiek. De wereld van Mahlers Zevende is hem door en door vertrouwd, maar er is bij hem geen plaats voor het overmatig pathos en vooral voor de nadruk op het gekwelde componisten-ego waarmee Mahlers werk in de loop van een eeuw behept is geraakt. Muziek is voor Boulez wat er in een partituur staat en daarmee punt uit. Dat spreekt ook uit zijn onderkoelde, zakelijke stijl van dirigeren. Geen gedans of gezwaai, hij geeft gewoon aanwijzingen. Intussen is de controle die hij uitoefent over tempo, timbre en expressie vrijwel absoluut.
En eigenlijk wint Mahlers muziek bij zo'n scherpzinnige, cerebrale benadering. Duidelijker dan ooit is te horen dat Mahler niet alleen een zwoeger was, maar ook notensmeed-werk van allure leverde. De gelaagdheid en de proliferatie aan stemmen komen bij Boulez zonneklaar naar voren, terwijl ook de anekdotiek van koebellen en quasi-gemoedelijke dorpsstrijkjes allerminst aan charme inboet. En meer dan menige andere dirigent maakt Boulez de inwendige spanning hoorbaar waaraan de muziek een eeuw geleden bloot stond de voortdurende strijd tussen majeur en mineur bijvoorbeeld, of in het slotdeel de elkaar overspoelende inzetten. Niks schizofrenie, niks innerlijke strijd, gewoon twee toonsoorten die Mahler op een schitterende manier met elkaar laat botsen.
© Frits van der Waa 2011