Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 9 maart 2011

Kostschool met schitterende bemanning

Muziektheater, 7/3. Benjamin Brittens Billy Budd, De Nederlandse Opera o.l.v. Richard Jones en Ivor Bolton. Herhaling t/m 28/3.

Het noodlot is in veel opera's de stuwende kracht, maar Billy Budd, de matrozenopera die Benjamin Britten aan het einde van de jaren veertig componeerde, is vrijwel totaal doortrokken van een niet aflatende dreiging. Klopmotieven, kale reciteertonen, wringende dissonanten en sinistere trombones: alles wijst vooruit naar het fatale moment dat Billy Budd, de stotterende voormarsgast in zijn onvermogen zich verbaal te verdedigen per ongeluk de provoost Claggart doodslaat, waarna hij volgens het krijgsrecht aan de ra wordt opgehangen.

Britten doet in Billy Budd meer met minder. Hij besefte ongetwijfeld dat het na Wagner en Mahler geen zin had er nog een schepje bovenop te doen. Waar het drama, naar een boek van Herman Melville, zich verdicht wordt de muziek kariger en spaarzamer, maar vooral ook nijpender en navranter, zij het soms erg uitgesponnen. Er zijn zelfs passages waarin de zangers geheel onbegeleid zingen.

De Nederlandse Opera heeft voor deze opera zonder vrouwenrollen dan ook een schitterende bemanning bijeengezocht. Voorop natuurlijk de Zuid-Afrikaanse bariton Jacques Imbrailo, die als Billy zowel manhaftig als aandoenlijk is met zijn wendbare stemgeluid. John Mark Ainsley is kapitein Vere, die tegelijkertijd als rechter en getuige à charge moet optreden. Met zijn heldere tenor brengt hij alle nuances van zijn dilemma welsprekend tot uiting. En dan is er Claggart, de kwade genius die uit is op de ondergang van Billy en zelfs postuum nog slaagt in zijn opzet, een machtige vertolking van Clive Bayley. Om nog maar te zwijgen van de vele andere zingende opvarenden. Dirigent Ivor Bolton zet met het Nederlands Philharmonisch Orkest de vele subtiliteiten, maar ook de complexere, gelaagde scènes in een indringend licht.

De Britse regisseur Richard Jones, die tekende voor deze van de Frankfurtse opera overgenomen enscenering, plaatst de handeling in een interieur dat het midden houdt tussen dat van een slagschip, een gevangenis en een kostschool. De eerste twee elementen zijn natuurlijk rechtstreeks afkomstig uit het verhaal. Het kostschool-element, benadrukt door de korte broeken en kniekousen van de matrozen, sluit daar vrijwel naadloos op aan, met zijn accent op een door kadaverdiscipline bepaalde mannengemeenschap. Het gegeven komt bovendien frequent voor in de hele Britse literatuur, en sluit ook nog eens aan bij Brittens eigen homoseksualiteit. Die ondertoon is voor de Nederlandse Opera aanleiding om op 25 maart een Gay Date Night te organiseren rond de voorstelling.

Maar de strekking van de opera reikt verder dan de fascinatie voor een jonge knappe matroos. In zijn onverbeterlijke, haast irritante goedheid en altruïsme is Billy een bijna messiaanse figuur. Kapitein Vere moet kiezen of hij genade voor recht moet laten gelden. En in Jones' regie ontstaan ook nog eens venijnige parallellen tussen sport en oorlog, met name in de zeeslagscène. Het montere krijgslustige gezang van de matrozen, waarin ondanks de moderne noten nauwelijks ironie in doorklinkt, geeft in dat verband ook te denken – vooral als je beseft dat Britten net een wereldoorlog achter de rug had.


© Frits van der Waa 2011