Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 2 mei 2011

Hrusa scoort op alle fronten


In dit stuk is door de redactie (iets te) stevig het mes gezet. De blauwe stukjes zijn niet in de krant verschenen.
Beethoven, Mozart, Wilms en Dvorák, door het Residentie Orkest o.l.v. Jakob Hrusa, 30/4, Dr. Anton Philipszaal, Den Haag.

Een oranje accentje sierde het Koninginnedagconcert van het Residentie Orkest, ongeveer even groot als de rozet in het knoopsgat van dirigent Jakob Hrusa. Feestelijk was het wel, de manier waarop de Variaties over 'Wilhelmus van Nassouwen' gestalte kregen. Het stuk, in 1810 gecomponeerd door Johann Wilhelm Wilms, biedt ruim tien minuten lustig vertier met sprankelende solotrekjes voor bijna alle instrumenten in het orkest. Halverwege verloor de vertolking wat aan energie, maar de triomfantelijke fanfares aan het slot vergoedden veel.

Het melodietje waarop Wilms zijn variaties baseerde, zal niet bij alle toehoorders het ons bekende Wilhelmus voor de geest hebben geroepen: het gaat hier namelijk over een afwijkende variant, de zogeheten Prinsenmars, die tweehonderd jaar terug veel bekender was.

Het Residentie Orkest meende de koninklijke verjaardag verder op te luisteren met Beethovens ouverture Egmont (die gaat over een Nederlandse graaf) en Mozarts Kröningskonzert (een kroon heeft ook iets vorstelijks tenslotte). Een programmering die tekenend is voor het wat kleurloze beleid dat zich al jaren aftekent bij dit eens om zijn avontuurlijkheid gevierde orkest – wat het gezelschap waarschijnlijk zal gaan bezuren als binnenkort de kettingzaag in de cultuursector wordt gezet.

Sneu is dat wel, want het Residentie Orkest speelt nog steeds alleszins behoorlijk. De Egmont-ouverture ontsteeg niet aan het degelijke, maar in het Krönungskonzert werkte het gemak waarmee Ronald Brautigam de solopartij verklankte zonder meer aanstekelijk.

Hrusa luisterde goed naar de charme, de balans en de pure vreugde die de pianist in zijn spel legde en volgde hem op de voet. De nog maar 29-jarige Tsjech is bezig aan een aardige opmars: hij staat al drie jaar als chefdirigent voor de de Praagse Kamerfilharmonie en vanaf 2010 is hij daarnaast artistiek leider van Glyndebourne on Tour.

Dat het concert werd besloten met Dvoráks Achtste Symfonie zal dan ook vooral bedoeld zijn om de dirigent de kans te geven te schitteren in het werk van zijn landgenoot. Hrusa stelde niet teleur en scoorde op alle fronten. In het eerste en het vierde deel beproefde hij de smachtkracht van de celli en liet het orkest het vuur uit de sloffen lopen. Het derde deel, dat zowel Boheems als bluesy is, kreeg onder zijn handen de allure van superromantische filmmuziek. Maar het was vooral het eigenlijk nogal losbladige Adagio waarin zijn eigen persoonlijkheid doorschemerde en waarin duidelijk werd wat Glyndebourne in Hrusa heeft gezien. Want al is hij nog in de groei, en al is Dvorák betrekkelijk hapklare muziek, deze dirigent snapt alles van spanningsdosering en theatrale momenten.


© Frits van der Waa 2011