Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 24 mei 2011

Operadagen verkennen grenzen

Operadagen Rotterdam 2011. Diverse locaties, Rotterdam.

Midden op de vloer ligt een grote hoop tuinaarde. Daarachter een groot scherm met een idyllisch doorkijkje naar een boslandschap. De blaadjes bewegen in de wind. Dat is het decor waarin even later tenor Yves Saelens en alt Birgit Remmert verschijnen om Mahlers Das Lied von der Erde te zingen.

Het beeld, dat gaandeweg verandert in een somber berglandschap, is stemmig, maar wat werkelijk verschil maakt is de instrumentale component. Dirigent Reinbert de Leeuw heeft het grote orkest waarvoor Mahler zijn liedcyclus schreef, gereduceerd tot een kamermuziekensemble, met een piano een harmonium als Mahlervreemde, maar toch effectieve klankcomponenten. Bijkomend voordeel is dat de tenor zich in zijn drinkliederen niet hoeft te forceren.

Mahlers Lied is nooit gedacht als theaterstuk, maar het blijkt in deze vormgeving heel effectief. Tijdens de Operadagen, tot en met zondag in Rotterdam, worden vlijtig dergelijke grenzen verkend. Natuurlijk bevat het programma recitals met klassieke opera-aria's en als vanouds ook de grote meezingmiddag op de Crooswijkse Koeweide, maar er zijn vele voorstellingen waarin de elementen muziek en theater net even anders worden geschikt dan gebruikelijk.

Zo'n voorstelling is The Air we breathe van Merlijn Twaalfhoven, die inmiddels een naam te verliezen heeft als het gaat om het samenstellen van muzikale totaalervaringen. In eigen persoon leidt hij de luisteraars naar hun plaats in de hal van de Maassilo. Afgezien van wat elektronische zoemtonen wordt er alleen maar gezongen in dit stuk, eerst door een onzichtbaar koor, dan door een paar solisten, maar verrassend genoeg barsten ook mensen die je eerst aanzag voor gewone bezoekers in gezang uit. Twaalfhoven verbindt in zijn werk niet alleen klanken uit uiteenlopende tradities, maar maakt ook korte metten met het onderscheid tussen professionals en amateurs – wat niet wegneemt dat de uitgedunde, strak georganiseerde onderdelen wel een stuk boeiender zijn dan de klankdekens die van tijd tot tijd door de ruimte worden uitgerold.

En dat is nog maar het begin. Want de Operadagen monden uit in een Weekeind van het Avontuur, waarin binnen drie dagen tijd zestien verschillende voorstellingen te zien zijn,die reiken van Die Fledermaus tot de voicemail-opera Mammoet.

Dan is Blond Eckbert van de Schotse componiste Judith Weir naar verhouding een gewone opera, in een gewone schouwburg, met zangers op het podium en musici in de orkestbak. Weirs muziek is bovendien van een oorstrelende helderheid, maar toch verrassend door de geleidelijke vertakkingen en de harmonische ambiguïteiten, die de klank steeds voller maken. Het duistere toneelbeeld, vol knappe projecties en live gegenereerde videobeelden, sluit goed aan bij het ongrijpbare, bijna droomachtige karakter van de sprookjesvertelling waarop Weir haar opera heeft gebaseerd. Hoewel die onbegrijpelijkheid een wat onbevredigd gevoel nalaat, is duidelijk dat de idylle van het begin omslaat in tragiek, waarmee deze opera perfect past in het thema van de Rotterdamse Operadagen, Het verloren Paradijs.


© Frits van der Waa 2011