Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 15 juli 2011

Standaardmenu en surprisepakket

Brahms, Dvorák, Sjostakovitsj en Sibelius door het Orchestre de la Suisse Romande. 12 en 13 juli, Concertgebouw, Amsterdam.

Ogenschijnlijk verschilden de twee programma's waarmee het Orchestre de la Suisse Romande in de Robeco-zomerserie aantrad niet eens zo veel van toon. Maar bij nader inzien bleek het te gaan om een standaardmenu en een surprisepakket: twee verschillende kanten van dezelfde medaille.

Zoiets past wel bij het in Genève gevestigde orkest, dat vanaf 1918 bijna vijftig jaar werd geleid door oprichter Ernest Ansermet, de legendarische dirigent die onder meer een groot pleitbezorger was voor Stravinsky. Ansermet werd opgevolgd door een hele reeks wat mindere goden. De huidige chef, de Pool Marek Janowski (72), maakt over een jaar plaats voor Neeme Järvi, die we hier kennen als aanvoerder van het Residentie Orkest.

De indruk die Janowski de eerste avond maakte, was niet erg gunstig. Het leek of hij vooral wilde scoren. In Brahms' Hongaarse dansen en ook bij de aanhef van diens Dubbelconcert leidde dat tot een klankbeeld waarin voortdurend een ondertoon van onrust heerste. Maar allengs kregen de warmbloedig spelende celliste Alisa Weilerstein en violist James Ehnes meer armslag. Helaas overheerste in Dvoráks Achtste symfonie opnieuw een grofstoffelijke benadering, waarbij vooral de lage registers zwaar en troebel werden.

Janowski liet de volgende avond horen dat hij ook nog andere pijlen op zijn boog heeft. Zo mocht Simone Lamsma, zonder opwarmende binnenkomer, meteen van wal steken met Sjostakovitsj' Eerste Vioolconcert. Het is muziek waar veel in zit, maar waarin toch het vakmatig componeren de overhand heeft, zoals wel vaker bij Sjostakovitsj. Janowski doseerde ditmaal keurig. De 25-jarige Lamsma is een topspeler, maar misschien niet de meest geschikte muzikante om de diepere lagen van deze muziek uit te spitten. Bloemrijk als haar spel is, doet het toch eerder denken aan de Keukenhof dan aan een wei met lustig bloeiende veldbloemen. Alles staat even keurig op zijn plaats. De Sarabande van Bach, die ze als toegift liet volgen, had niettemin een grote luister.

Pas met Sibelius' Vierde symfonie leverde de equipe zijn ware geloofsbrief. Het stuk stamt uit 1911, en is daarmee bijna veertig jaar ouder dan Sjostakovitsj' Vioolconcert. Het klinkt ook een stuk traditioneler. Maar dat is schijn, want het muzikale verhaal is van een verbazende moderniteit. De sfinx Sibelius maakt op geen enkele manier gebruik van voorgevormde mallen en geeft je met mistige motieven en voortdurend kantelende harmonieën het gevoel dat de grond onder je voeten wegglipt. Hoewel Janowski er minder handen mee op elkaar kreeg dan met al het voorgaande, getuigde zijn ingehouden vertolking van een groot doorschouwend vermogen, en het orkest liet hier horen dat het naast Zwitserse precisie ook souplesse en poëtische expressie in huis heeft.


© Frits van der Waa 2011