de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 23 september 2011
Brecht à la Berlusconi
De passages in blauw hebben de krant niet gehaald.
Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny, van Kurt Weill en Bertolt Brecht, door de Vlaamse Opera o.l.v. Calixto Bieito en Yannis Pouspourikas.
21 september, Vlaamse Opera Gent. Herh.: Gent (23, 25, 26/9), Antwerpen (5, 7, 9, 10, 13, 15/10).
Ruim tachtig jaar na de allereerste opvoering van Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny kunnen we opnieuw vaststellen dat tekstschrijver Bertolt Brecht een profetische blik had. Net als George Orwells 1984 en Brave New World van Aldous Huxley is Mahagonny een dystopie, waarin de gevolgen worden geschetst van het consequent doorzetten van een politiek uitgangspunt.
De centrale gedachte van Brechts opera, die hij samen met Kurt Weill realiseerde, is wat we nu kennen als het neoliberalisme. Mahagonny is een stad die door een paar uitbuiters is gesticht om de bewoners en passanten zo veel mogelijk geld uit de zak te kloppen. Alles heeft zijn prijs, de liefde natuurlijk, maar ook het recht, en wie platzak raakt, zoals de hoofdpersoon Jim Mahoney, kan alleen daarom al ter dood worden veroordeeld.
Halverwege de opera wordt er in vier scènes getoond waartoe onbeperkt vreten, neuken, vechten en zuipen kan leiden. Dat zal in 1930 heel wat ophef hebben gegeven. Misschien heeft dat De Vlaamse Opera ertoe bewogen Calixto Bieito uit te nodigen om zijn visie op het stuk te geven. Bieito is een Spaanse 'schandaalregisseur' die, om maar wat te noemen, in Mozarts Entführung Blondchen onder dwang van Osmin een glas met zijn urine liet leegdrinken.
Bieito situeert Mahagonny op een (vermoedelijk Spaanse) camping. Goed bedacht, want dat is typisch een plek waar het doorgeslagen consumentisme hoogtij viert. Het is zelfs niet zo'n gek idee, hoe ranzig ook, om tijdens Jims executie zijn voormalige vriendin Jenny opzichtig te laten copuleren met zijn vriend Billy. Dat klopt in elk geval met de strekking van het verhaal. De narigheid is dat Bieito zich laat kennen als de Berlusconi onder de regisseurs: hij maakt van Mahagonny één grote bunga-bunga-party, waar vrouwen te pas en vooral te onpas uit de kleren gaan en mannen zichzelf en anderen voortdurend in het kruis tasten. Dat alles in een overladen carnavalesk toneelbeeld vol opgestapelde caravans, waar een menigte mensen non-stop staat en zit te hopsen, te frunniken, te wiebelen en te wippen.
Maar het ergste is dat alle subtiele, ironische, dubbelzinnige, ja menselijke aspecten die het verhaal en vooral Weills partituur óók bevatten volkomen worden platgewalst. Men kreunt, hijgt en schreeuwt door de muziek heen. De orkaanscène gaat gepaard met een cunnilingus, en een prachtige aria van Jenny raakt zoek in gezwaai met tampons.
Aan de cast ligt het niet. John Daszak geeft zich totaal als Jim, Noëmi Nadelmann maakt vooral in de hoge noten indruk als Jenny, Leandra Overmann is een (iets te) formidabele Weduwe Begbick, en het orkest musiceert onder Yannis Pouspourikas strak en zwoel op het kruispunt van jazz en klassiek. Verbazend dat het Gentse publiek dit alles met bijval begroette. En treurig dat dit tegendraadse en daarom zelden opgevoerde meesterwerk geen betere, diepgravender en vooral intelligentere enscenering te beurt is gevallen.
© Frits van der Waa 2011