Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 8 oktober 2011

Brüggens Beethoven


Soms moeten redactionele ingrepen echt teruggedraaid worden, al gaat het maar om een half woord.
De Beethoven Belevenis, door het Orkest van de Achttiende Eeuw, o.l.v. Frans Brüggen, 6/10, De Doelen, Rotterdam. Volgende concerten: 9, 10, 11 en 16/10.

Het geheim is er nog altijd: een dirigent die bijna introvert meebeweegt met de musici, eerder dan andersom, die vaak zijn welsprekende handen zo laag houdt dat ze onder zijn lessenaar verdwijnen, en die toch op een of andere manier van cruciale betekenis is voor het ontstaan van een warme vloeiende klank en een muzikaal betoog dat tintelt als bubbeltjeswater. Bij elk volgend concert lijkt hij een beetje strammer en brozer, maar zodra hij tegenover zijn eigen Orkest van de Achttiende Eeuw zit, valt de last van 76 levensjaren van Frans Brüggen af en is er alleen nog maar muziek.

Alle negen Beethoven-symfonieën in anderhalve week tijd; de Rotterdamse Doelen afficheert het als De Beethoven Belevenis. Terecht: met zijn benadering, het gebruik van (al dan niet gekopieerde) historische instrumenten, nauwlettende studie van de oorspronkelijke handschriften, en last but not least de wonderlijke symbiose die hij van meet af aan aanging met zijn musici, bracht Brüggen vanaf 1981 een ommekeer teweeg in de concertpraktijk, een klinkende revolutie die in vrijwel alle moderne vertolkingen van Mozart, Haydn en Beethoven sporen heeft nagelaten.

Beethoven was natuurlijk een titaan. Dat staat ook voor Brüggen als een paal boven water, maar waar veel van zijn collega's – ook uit de historiserende muziekpraktijk – daar een schepje bovenop doen, doet hij er eerder een schepje af. Dat is bij de Eerste symfonie al direct in de openingsakkoorden te horen: licht en kleurrijk, bijna onnadrukkelijk, zonder iets af te doen aan de ambiguïteit waarmee Beethoven zijn tijdgenoten verraste. Die helderheid handhaaft Brüggen voortdurend, terwijl hij intussen het dansante, verende karakter van de muziek duidelijk beklemtoont.

De afstand die hij in dertig jaar heeft afgelegd, is naar verhouding bescheiden. Als je zijn huidige vertolking van de Derde vergelijkt met zijn eerste opname uit 1987, blijkt hooguit sprake van een zekere verinnerlijking. De syncopen zijn zwaartekrachtlozer, de motieven worden neergevlijd als waren het kleine kindertjes, en de tempi zijn flexibeler. Intussen zijn bij het orkest, met name in de blazers, kleine sporen van slijtage waarneembaar, wat aan de 'belevenis' in de zaal weinig afbreuk doet, maar misschien toch wel aan de cd-registratie die van de hele cyclus gemaakt wordt.


© Frits van der Waa 2011