de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 28 november 2011
Nieuwe chefdirigenten tonen bedrevenheid
Wagner, Pärt en Prokofjev door het Noord-Nederlands Orkest o.l.v. Stefan Asbury. 24 november, Oosterpoort, Groningen. Herh.: Stadskanaal (9),Emmen 30/11), Meppel (1), Leeuwarden (2/12).
Mahler, door Het Gelders Orkest o.l.v. Antonello Manacorda. 25 november, Musis Sacrum, Arnhem.
Er vloeit veel vers dirigentenbloed door het Nederlandse orkestbestel. Terwijl de grote orkesten jagen op het echte jonge talent, zijn in de regio twee nieuwe chefdirigenten aan het werk gegaan: de Brit Stefan Asbury (45) bij het Noord-Nederlands Orkest en de Italiaan Antonello Manacorda (41) bij Het Gelders Orkest. Beiden presenteerden zich afgelopen week met grootschalig werk.
In Groningen koppelde Asbury Wagners Tristan-Vorspiel en Isoldes Liebestod aan Romeo en Julia van Prokofjev. De nieuwe chef, die al in september officieel zijn debuut maakte, is in Nederland zeker geen onbekende: hij stond dikwijls voor het Asko/Schönberg en de omroeporkesten in modern repertoire, maar zag bij het NNO zijn kans schoon om te laten zien wat hij over de klassieke meesterwerken van de toonkunst te vertellen heeft. Zijn Wagnerinterpretatie kenmerkt zich door bedachtzaamheid en concentratie op de lange adem. Echt zinderen deed het niet, donderdag in de Oosterpoort, maar de manier waarop Asbury zijn kruit opspaarde om het pas te verschieten met een paar grote erupties, was wel indrukwekkend.
Het Stabat Mater van Arvo Pärt was aangekondigd als een Nederlandse première, maar is een orkestrale versie van een intussen overbekend werk van 25 jaar oud. De vocalisten van Capella Frisiae en het Noord Nederlands Concertkoor klonken ingetogen, en ook het orkest kweet zich gewetensvol van zijn serene taak. Dit alles als voorschot op een ruimhartige selectie uit Prokofjevs Romeo en Julia-ballet. Hier konden dirigent en orkest de bloemetjes buiten zetten. Hoewel Asbury's vastberaden tempowisselingen het voltallige ensemble een enkele maal in het ongerede brachten, is het opvallend hoe hij lijntjes onderhoudt met de afzonderlijke musici, en hoe doordacht de klankmengingen zijn die hij hier en daar bereikt.
In Arnhem oogstte Antonello Manacorda veel bijval met Mahlers Zevende Symfonie, het werk waarmee hij voor het eerst aantrad als chef-dirigent. Manacorda, begonnen als violist, heeft nog maar een betrekkelijk korte dirigentencarrière achter zich, maar heeft toch al met tal van orkesten in Europa gewerkt. De manier waarop hij Mahlers grote compositie gestalte geeft, is erg nadrukkelijk, met een wat stijve slag, en weinig diepte en dat betreft zowel de klank als de spirituele lading van het werk. Dat het niet al te pathetisch klinkt is prijzenswaardig, maar de ironie, een van Mahlers stijlmiddelen, komt nauwelijks uit de verf. Het orkest levert uitstekende prestaties, met een enkele ontsierende misser of vlak spel in de solopartijen. Pas in de Finale liet Manacorda zijn gespannen houding wat varen en stuwde de zich voortdurend opstapelende muziek naar een imposant hoogtepunt.
Zo hebben het NNO en HGO nu beide een dirigent die bedrevenheid paart aan gedrevenheid, maar bij wie de wil om iets moois tot stand te brengen zich tot dusverre duidelijker manifesteert dan het vermogen om dat ook werkelijk te doen.
© Frits van der Waa 2011