de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 14 december 2011
Aimard dringt diep door in Liszt en nazaten
Pierre-Laurent Aimard: The Liszt Project. DGG (2 cd's).
De muzikale tentakels van Franz Liszt reiken tot ver in de 20ste eeuw. Uit dat gegeven putte pianist Pierre-Laurent Aimard inspiratie voor zijn bijzondere eerbetoon aan de twee eeuwen geleden geboren componist en klavierleeuw. Zijn nieuwste cd, The Liszt Project, is de neerslag van twee concerten die hij in mei gaf in het Weense Konzerthaus. Of het live-opnamen zijn staat er niet bij; de niet al te superieure kwaliteit van de vleugel doet wel zo iets vermoeden. Maar dat doet weinig af aan het spel van Aimard, die diep doordringt in de diverse raakvlakken tussen Liszt en nazaten als Alban Berg, Maurice Ravel en Aleksandr Skrjabin.
Het recentste stuk, Tangata manu uit 1995, is van de Italiaan Marco Stroppa, en klinkt een stuk minder modern dan Le traquet stapazin uit Messiaens Catalogue d'oiseaux. Verrassender is hoe veel de jonge Bartók gemeen had met Liszt. Ook Alban Bergs Sonate op.1 sluit vrijwel naadloos aan op de wonderlijk ingekeerde werken die Liszt op latere leeftijd componeerde. Uiteraard is Aimard niet vergeten ook een gekende klassieker als de Sonate in b in het palet op te nemen.
Iannis Xenakis: complete cello works. Arne Deforce, Ensemble Modern. Aeon
Het werk van de Griekse componist Iannis Xenakis is behoorlijk ongenaakbaar, maar wie zich erin verdiept, krijgt er wel wat voor terug. Een deel van dat verdiepen kan de luisteraar met een gerust hart overlaten aan de Belgische cellist Arne Deforce die deze muziek tot in al haar snerpende en grauwende vezels doorgrondt.
Het aangename van de chronologische volgorde die hij aanhoudt in zijn registratie van al Xenakis' cellomuziek is dat diens idioom in de loop der jaren toch wat vriendelijker werd, zo niet voor de speler, dan toch zeker voor de toehoorder. Na de niets ontziende materiaalverkenningen van Nomos Alpha en de helse jammerklachten van Charisma (met klarinet) gaat zijn werk gaandeweg meer op 'gewone' muziek lijken en wijkt het continuüm van micro- en glijtonen voor de gebruikelijke twaalf tonen per octaaf. Niet dat de muziek daarmee zijn onverzettelijkheid verliest.
Een prachtig sluitstukje is Dhipli Zyla uit 1951, toen Xenakis nog geen Xenakis was, maar een Bartókbewonderaar.
Berlioz: Harold en Italie. Les Nuits d'été. Tamestit, Von Otter, Musiciens du Louvre-Grenoble olv Minkowski. Naïve
De spookachtige, op de kam gespeelde geluiden die Antoine Tamestit in het tweede deel van Berlioz' symfonie-plus-altvioolconcert Harold en Italie uit zijn instrument haalt brengen regelrechte bibberaties teweeg. Elektriserend is ook de directie van Marc Minkowski, die Berlioz' ontvlambare gemoed scherp aanvoelt. Anne Sofie von Otters vertolking van Les Nuits d'été reikt van poezelig tot fel, maar hoe bewonderenswaardig ook, met dat temperament wil het hier toch wat minder vlotten.
© Frits van der Waa 2011