Let op: de website is verhuisd naar fritsvanderwaa.nl

de Volkskrant, Kunst & Cultuur, 5 maart 2012

Psychogram van getourmenteerde ziel

Jakob Lenz, van Wolfgang Rihm, door Ensemble musikFabrik o.l.v. Emilio Pomárico. 3 maart. Concertgebouw, Amsterdam.

'Het leven heeft me verteerd voordat het begon', klaagt de schrijver Jakob Lenz aan het begin van de opera die zijn naam draagt. Lenz, die werkelijk geleefd heeft, is na zijn dood tot romanfiguur gemaakt door zijn collega Georg Büchner.

Anderhalve eeuw later verhief Wolfgang Rihm, toen een nog jonge componist, hem tot protagonist van een kameropera. Deze artistieke drietrapsraket beleefde zaterdag in het Concertgebouw een concertante uitvoering, in het kader van de achtdelige subserie die de ZaterdagMatinee wijdt aan Rihm, en waarvan komende maand de laatste aflevering volgt.

Rihm, die volgende week 60 wordt, was er zelf bij, en misschien heeft ook hij zich verbaasd over de inventiviteit en de economie waarmee hij het onderwerp destijds als 25-jarige te lijf is gegaan. Het orkestje bestaat slechts uit zes blazers, drie cellisten, een slagwerker en een klavecinist.

De vocalisten zijn in de meerderheid: de drie solozangers worden geflankeerd door een zeskoppig koor en vier koorknaapjes. Die zijn nodig om de 'stemmen' te vertolken die Lenz in zijn hoofd hoort en die bijdragen tot zijn allengs toenemende waanzin.

De spil was uiteraard bariton Tomas Möwes, die als Lenz respect afdwong met een waarlijk manisch scala aan vocale registers, waaronder Sprechgesang, gebruik van falsetstem, schreeuwen, wenen en fluisteren, maar ook met bijzonder welluidende passages.

Johannes Schmidt en Daniel Kirch hadden als dominee en buurman wat bescheidener rollen. De zangers van Cappella Amsterdam en vooral het uit de St. Florianer Sängerknaben gerekruteerde jongetjeskwartet leverden prachtige spookzang.

Rihm is altijd een ondogmatisch, intuïtief werkend componist geweest, en die benadering leent zich uitstekend voor dit onderwerp. Elk tafereel heeft zijn eigen kleur, daarbinnen wordt van alles opgewoeld. Stokkende, utra-karige klanken staan tegenover onaardse flageoletten en sinistere trom- en klokslagen.

In het verloop van de vijf kwartier die de opera duurt duiken er ook allerlei referenties aan de muzikale traditie op: het klavecimbel suggereert klassieke recitiatieven, en naast flarden Wagner waaien er onmiskenbare Bachkoralen langs. Maar het overgrote deel is gevat in Rihms eigen hyperexpressionistische toontaal, die dirigent Emilio Pomárico en het Duitse Ensemble MusikFabrik tot in de finesses beheersen.

Hoewel Jakob Lenz zich niet kan meten met die andere Büchner-opera, Wozzeck van Alban Berg, is het werk als muzikaal psychogram van een getourmenteerde ziel bijzonder overtuigend, en het geldt dan ook niet voor niets als een sleutelwerk in Rihms intussen zeer omvangrijke oeuvre.


© Frits van der Waa 2012